Meditatie – Waarover spraken zij…
Meditatie – Novi Sad (Servië), 13 maart 2025
Waarover spraken zij…
over geestelijke zaken of over de God ervan?
Ja, de titel komt uit een (oud) kinderlied: ‘waarover spaken zij, die drie daar op het hek’. Nu toegepast op ons, waarover spreken de christenen (de gelovigen in Christus dus) onder elkaar?
In dec. ’24 en jan. ’25 was de inhoud van een tweevoudige meditatie gewijd aan verholen zonden in ons christenleven. Aanleiding was hoofdstuk 10 uit het waardevolle boek van Piper: ’30 redenen waarom ik van de apostel Paulus houd.’ Maar er was ook een hoofdstuk 12 dat mij tot nadenken stemde.
Klopt het als ik zegt dat onze onderlinge gesprekken veelal gaan over ‘algemene’ onderwerpen: materiële dingen als de hoge winkelprijzen, onze moderne keuken met alles erop en eraan, zonnepanelen op het dak?
Of op wat hoger niveau: over de samenleving, de economische vooruitzichten, verruwing, opwarming van de aarde. Al meer inhoud krijgt het als we praten hoe het op ons werk gaat, relatie met collega’s, hoe het gaat met je (klein)kinderen…
Natuurlijk gaan onze gesprekken ook wel een spade dieper. Ik bedoel over de dingen van God. Oké, maar als we dan inderdaad ook over ‘diepere zaken’ praten, spreken we dan over allerlei geestelijke zaken (of ontwikkelingen) en kerkactiviteiten òf over de God en de Christus van die zaken en over de relatie en omgang die we door genade met God omwille van de Heere Jezus Christus mogen hebben? Zeg maar: over de bevindelijke kant van de zaak. Het een sluit het ander natuurlijk niet uit…
Maar goed, daar gaat het in Piper’s hoofdstuk over: waarover spraken zij: bijvoorbeeld gelovigen bij het koffiedrinken na de gemeentesamenkomst op zondag; of oudsten (ouderlingen) samen; of predikanten op het laatstgehouden voorgangersconvent.
Het is blijkbaar Piper opgevallen hoeveel gelovigen vlot over religieuze zaken en kerkactiviteiten kunnen praten, maar bijna geen woord over hun persoonlijk geloofsleven.

Bij de apostel Paulus is dat toch anders. Als hij wilde (en soms voelde hij zich als gepusht) kon hij best over zijn uitgebreide activiteiten en grote inspanningen voor Gods zaak vertellen en over zijn ‘successen’, wonderen of visioenen. Hij kon op hoog intellectueel en wetenschappelijk niveau denken en schrijven. Hij kon dat ook nog eens doen op een stijlvolle manier.
Toch maakte hij daar niet zijn punt van. Hij wist zich namelijk totaal afhankelijk van God. Hij wilde roemen in God en Zijn genade.
We lezen in 1Korinthe:
‘Maar door de genade van God ben ik wat ik ben, en Zijn genade voor mij is niet tevergeefs geweest. Integendeel, ik heb mij meer ingespannen dan zij allen; niet ik echter, maar de genade van God, die met mij is, 1Kor. 15:10 (vgl.
).De apostel vertelt, betreffende zijn komen bij de Korinthiërs, dat dat hij niet zichzelf en zijn werkzaamheden centraal wilde stellen, maar Christus en Zijn volbrachte werk aan het kruis,
.Hij durft zich ook kwetsbaar op te stellen en te vertellen over zíjn ‘vreze en beven’,
, en over zíjn spreken en prediking die niet in beweeglijke woorden van menselijke wijsheid bestonden; daarentegen dat het Góds Geest en kracht waren waar hij van afhankelijk was, , met het doel dat hun ‘geloof niet zou bestaan in wijsheid van mensen, maar in de kracht van God,’ .En:
‘5 Wie is Paulus dan, en wie is Apollos, anders dan dienaren, door wie u tot geloof gekomen bent, en dat zoals de Heere aan ieder van hen gegeven heeft? 6 Ik heb geplant, Apollos heeft begoten, maar God heeft laten groeien. 7 Dus is dan noch hij die plant iets, noch hij die begiet, maar God, Die laat groeien,’ 1Kor. 3:5-7.
Natuurlijk is hij blij dat hij, in eerbied gesproken, iets voor God terug kan doen voor de hem gegeven zaligmakende genade. Maar de grond van zijn blijdschap zijn niet de werkzaamheden die hij nu doet, maar die reddende genade die ook aan hem bewezen is en de relatie die hij zo met God mag hebben – door de Heere Jezus.
We horen hem zeggen:
‘Ik ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij; en voor zover ik nu in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, Die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven.’ Gal. 2:20.
En zo kan hij met de psalmist Asaf meezingen:
Wie heb ik naast U in de hemel? Naast U vind ik nergens vreugde (PMM: bedoeld: diepste vreugde) in op de aarde.
En:
Maar wat mij betreft, het is voor mij goed dichtbij God te zijn,’ Ps. 73:25,28a.
Kunnen wij dit ook meezingen en er over praten in onze onderlinge gesprekken?
‘Heere, laat ook hierin de apostel ons tot een voorbeeld zijn.’
Uw Pier Meindertsma