Fundamenten: Hfdst. 8. De gemeente (kerk)

Hoofdstuk 8

Inhoudsopgave: Studie klik hier  
Fundamenten van het Christelijk geloof

Hoofdstuk 8. De gemeente (kerk)

Lezen

Mattheüs 16:13-23;
1Petrus 2:1-10

Voor de goede opmerker: inderdaad, de aangegeven verzen uit Mattheüs 16 hebben we ook gelezen in hoofdstuk 3 van Fundamenten van het christelijk geloof.
Nu opnieuw, want beslissend voor de gemeente (kerk) is, zoals iemand verwoordde, haar relatie tot Christus.

We lezen dat Petrus, als vertegenwoordiger van zijn medediscipelen, Jezus belijdt als ‘de Christus, de Zoon van de levende God,’ Mattheüs 16:16.

Jezus’ antwoord (vs 17-19) is veelzeggend.

Het gaat om Zijn gemeente en Hij is de Bouwer. Het behoren tot de gemeente heeft alles met het belijden van Jezus als de Christus, de Zoon van de levende God te maken, dat door God de Vader in ons hart bewerkt wordt.

Jezus bouwt Zijn kerk

Christus bouwt Zijn gemeente op het fundamentele getuigenis / onderricht van de apostelen, waarvan het belijden van Jezus als de Christus, de Zoon van de levende God, de kern is.
Niet in tegenstelling tot het getuigenis van het Oude Testament, maar in ‘samenspraak’ ermee. Oude en Nieuwe Testament zijn immers samen de twee-eenheid van de Bijbel (zie Hoofdstuk 1): Gods mond die ook instructie geeft over de gemeente (kerk).

  • Wat roept (in eerste instantie) het spreken over kerk of gemeente voor gevoel bij je op en wat denk je erbij?
    Ben je zelf lid van een kerk? Waarom wel / niet?
  • Hoe zet de inhoud van Mattheüs 16:17-19 een en ander ‘recht’?
    Vgl. Efeze 2:20;
    1Timotheüs 3:15

    Sommige mensen hebben moeite met het woord ‘kerk’. Waarom, denk je?

    En wat kan het woord ‘gemeente’ voor weerstand bij mensen oproepen?

    Wat is het verschil tussen gemeente/kerk en een kerkelijke sekte?

  • In 1Timotheüs 3:15 zien we dat de gemeente wordt aangeduid met ‘huis van God’.
  • Wat wil dat zeggen en wat betekent dat voor jou persoonlijk?
  • De oproep in 1Petrus 2:5 komt in de lucht te hangen zonder de verzen 1-4.
    Wat leren we in die eerste vier verzen (NB: in vers 4 staat trouwens letterlijk: ‘Tot Welke komende…, [St.V]’)?
  • Naast het beeld van een huis (hierboven), komen we in de Bijbel nog andere beelden voor de gemeente tegen.
  • Wat voegen ze toe aan onze kijk op de gemeente en ons functioneren erin?
    1. 1Korinthe 3:16;   2Kor. 6:16 e.o.
    2. 1Korinthe 12:12e.v.
    3. Efeze 2:12,19;   1Petrus 2:10

  • De verschillende beelden worden verbonden met het werk van de Heilige Geest
    (1Korinthe 3:16 en 1Korinthe 12:11;
    Efeze 2:22).

    De Heere Jezus, Die het Hoofd van de gemeente is en de Bouwer, bedient Zich van de Geest
    (vgl. Johannes 14:16 en 15:16).

  • Wellicht is het beeld van de gemeente als huisgezin (van de levende God) nog wel het mooiste.
    (Johannes 1:12,13;
    Efeze 2:19).

    Het gezin bestaat uit onze hemelse Vader Die Zich over ons ontfermt, Gods (natuurlijke) Zoon, onze Heere Jezus Christus en wij, Gods in Christus aangenomen kinderen, die Hem eren en doen wat Hij zegt en als broers en zusters elkaar bijstaan
    (vgl. Genesis 4:9b).

  • Iemand maakte de opmerking met het oog op de gemeente:
    ‘Het leven is vol spanningen. Deze zijn niet ongezond. Ze zijn juist een teken van leven en groei’. Reageer.
  • Wanneer loopt de zaak ‘uit de hand? Of positief gezegd: waarin ligt de samenhang en harmonie in de gemeente?
    1Korinthe 13;
    Kolossenzen 3:14
  • Als we dat laatste toepassen, wat merkt de wereld dan?
    Johannes 13:35
  • Het samenbindend element uit punt 5 gaat natuurlijk nooit ten koste van de waarheid,
    1Timotheüs 3:15;
    vgl. 2Timotheüs 3:15 e.v.

    – Bijbelse liefde gaat altijd samen met de vorming door Gods Woord, het is een twee-eenheid
    (Efeze 4:15).

  • Hoe staat dit (beide zaken in balans) in jouw gemeente ervoor?
  • En wat gaat er in dat opzicht van jezelf uit?
  • Welke vier dingen kenmerken de gemeente?
  • Handelingen 2:42.
  • Is het duidelijk wat met deze zaken bedoeld wordt?
  • Nog even doorbordurend op Handelingen 2:42:
  • wat is het belang van kleine kringen (huiskringen) hierbij?
  • En wat leren we in Hebreeën 10:25 (10:19-25)?
  • Komen (in aansluiting bij punt 5 en 6) in jouw gemeente de kenmerken uit het punt 7 en 8 goed uit de verf?
  • En in jouw persoonlijk leven (mede in relatie tot de andere leden van de gemeente / je huiskring)?
  • Als we de vier zaken uit Handelingen 2:42 centraal houden in ons gemeenteleven, mogen we in onze gemeente en haar leden geestelijke groei verwachten
    (vgl. Handelingen 6:7; 12:24 en 19:20).
  • Sommige mensen willen zich niet voegen bij een plaatselijke gemeente met het argument dat ze (al) lid zijn van de universele kerk. Reageer.
  • De boodschap van 1Korinthe 12-14 is geschreven aan/voor een concrete gemeente.
  • Wat gebeurt er dan met iemand die zich niet bij een plaatselijke kerk aansluit?
  • Kunnen oudsten opzicht over hem of haar uitoefenen (Handelingen 20:17,28)?
  • Welke taak heeft de gemeente naar ‘buiten’ toe?
    Mattheüs 28:19 (vgl. Kolossenzen 4:5,6)
  • De ‘grote opdracht’ van de Heere Jezus in Mattheüs 28:19 is evenwel breder dan de zendingstaak. De Heere geeft ook de opdracht mensen die discipel van de Heere Jezus geworden zijn, te dopen en hen nader te onderwijzen en te vormen.
  • Er wordt in dit vers gesproken over Jezus’ geboden. Is dat in tegenstelling tot Gods geboden?
  • Johannes 14:9,11;
  • 1Johannes 5:3,4a
  • (vgl. Mattheüs 11:28-30).
  • Waarmee kan het wel in tegenstelling komen?
    Handelingen 4:19
  • Hoe kun je uit Mattheüs 28:19 concluderen, dat als iemand discipel geworden is en zich wil laten dopen, hij of zij ook moet worden gevraagd lid te worden van de betreffende gemeente waar de doop plaatsvindt?
  • In een gemeente behoren oudsten/ouderlingen te worden aangesteld –
    Handelingen 14:23;
    Titus 1:5.

    Ze worden ook opzieners genoemd (Titus 1:7).

  • Wat is hun taak?
  • Handelingen 20:17,28
  • Hoe behoren ze hun werk te verrichten?
    1Petrus 5:1-4
  • Waar past in dit plaatje de predikant?
    Efeze 4:11slot;
    1Timotheüs 5:17b
  • Waar behoren aan te stellen oudsten / predikanten aan te voldoen?
    1Timotheüs 3:1-7;
    Titus 1:5-9
  • Wat leren we nog in Efeze 4:11-16?
  • Dank God voor Zijn instelling van de gemeente als huisgezin van Hem.
    Bid dat God Zijn kerk universeel en plaatselijk mag laten groeien (in de breedte en in de diepte).
  • ‘Hem zij de heerlijkheid in de gemeente en in Christus Jezus tot in alle geslachten, van eeuwigheid tot eeuwigheid! Amen,’ Efeze 3:21