Fundamenten: Hfdst. 11. Leven met en voor God

Hoofdstuk 11

Inhoudsopgave: Studie klik hier  
Fundamenten van het Christelijk geloof

Hoofdstuk 11. Leven met en voor God

Lezen

 
Psalm 25

In wezen komen in dit hoofdstuk allerlei lijnen uit de voorgaande hoofdstukken samen: leven met en voor God, waarbij het ons overkoepelend gaat om Gods eer (hoofdstuk 4 – punt A).

Het heeft natuurlijk alles met ons christenleven en onze heiliging te maken, zaken die we in hoofdstuk 7 over de Heilige Geest en Zijn werk hebben aangeroerd. In de Heere Jezus Christus ben je heilig (Efeze 1:1 spreekt van ‘heiligen’), maar nu word je ook opgeroepen heilig te leven: 1Petrus 1:15,16.

Dat wil zeggen: door God afgezonderd van de zonde tot Zijn eigendom, worden we nu opgeroepen in plaats van te zondigen, Hem toegewijd te leven. Hierbij is sprake van een proces dat je doorloopt – een veranderingsproces dat God door de Heilige Geest in jou en mij wil verwezenlijken.

Alle heiliging, alle christenleven begint – voortdurend – met ons persoonlijk contact met God, waarbij ons de hoofdstukken 1 en 6 in gedachten komen: het bezig zijn met de Bijbel (Gods spreken tot jou, waarin het leren kennen van God een centrale plaats inneemt) en gebed (jouw antwoord naar God toe op Zijn spreken).

Wandel met God
  • Laten we breed beginnen:
    ons contact, onze omgang met God heeft verband met het hele leven, ons hele dagelijks breed uitgewaaierde christenleven, met al zijn up’s en down’s, met werken en ontspanning, met eten en drinken, met onze thuissituatie, onze gemeente en de maatschappij waarin we ons bewegen.
  • God wil hierin met ons optrekken en wij mogen met Hem optrekken.
    Met Hem wandelen, noemt de Bijbel dat.
  • Wat is daarbij van wezenlijk belang?
  • Mattheüs 22:37-40
  • (vgl. hoofdstuk 8, punt 4).
  • Mattheüs 22:37-40 gaat samen met De Tien geboden. Hoe?
  • De Tien geboden, die verder in de Bijbel worden uitgewerkt, zijn kernleefregels.
  • Welke tien kernzaken komen ter sprake? Exodus 20:1e.v.
  • Het gaat in de Tien geboden om ethische geboden, die ook in de Nieuwtestamentische tijd (de tijd na Jezus’ komst) gelden. (Dit in tegenstelling tot schaduw-wetten die naar de Heere Jezus en Zijn werk wijzen en sinds Jezus’ komst 2000 jaar geleden niet meer ‘in functie zijn’.)
  • Toch zijn er in de Nieuwtestamentische uitvoering enig wijzigingen. Welke?
  • Onze levenswandel met God kan met beproevingen c.q. verzoekingen gepaard gaan.
  • Wat zie je daarvan in Psalm 25?
  • Wat leren we in de psalm (Psalm 25 dus) hoe David daarmee omgaat, hoe hij verder kan? Zie ook Psalm 16:8.
  • Aansluitend bij het voorgaande: beproevingen / verzoekingen, in Gods vaderhand worden ze gebruikt om ons te vormen.
  • Wat zien we hierover in Johannes 15:1-8? Wat is het doel?
  • Hoe ervaar je dit snoeiproces? Sta je er open voor?
  • In de brede geloofs-omgang met God die het hele leven omvat, zou je een binnencirkel kunnen onderscheiden. Noem het de pit ervan.
  • Een regel uit een berijmde Psalm 25 (couplet 7) spreekt van ‘Gods verborgen omgang vinden zielen waar Zijn vrees in woont; (…)’.
  • Het is een goede vertolking van wat we in Gods Woord in Psalm 25:14a (St.V, HSV, NBG-51) lezen.
    Wat leren we daar?
  • Wat is bedoeld met Gods ‘verborgen’ of ‘vertrouwelijke omgang’?
  • ‘Vertrouwelijke omgang’:
  • in het Hebreeuws is de eerste betekenis: een ‘kussen’ waarop vrienden samenzitten en contact met elkaar hebben; van hieruit krijgt het de betekenis van intiem vrienden-verkeer en wat die vrienden elkaar meedelen
  • (vgl. Psalm 55:3;
  • Ps. 64:3;
  • Ps. 89:8
  • en Spreuken 3:32).
  • Psalm 25:14a geeft ook aan welke mensen deze omgang hebben, namelijk degenen ‘die Hem vrezen’.
  • Wat houdt ‘Hem vrezen’ in?
  • Waar legt de ‘vrees voor God’ een verband tussen, als we Psalm 25:14a met Spreuken 1:7 vergelijken?
  • Dus zij die door de Heere Jezus Christus kinderlijk respect voor hun Vader God hebben, met hen heeft Hij, en andersom met Hem hebben zij, vertrouwelijke omgang.
  • Welk voorbeeld hiervan zien we in Lukas 10:38e.v.?
  • Hoe kun je Psalm 27:4 in Nieuwtestamentische setting uitleggen?
  • Wat voegt vers 14b aan Psalm 25:14a toe en wat heeft dat met de verzoening van de Heere Jezus te maken?
  • Het Boek geeft vers 14a en b parafraserend zó weer:
  • ‘De vriendschap met God is uitsluitend voor hen, die Hem eerbied bewijzen. Alleen zij zullen de geheimen, verborgen in Zijn beloften, leren kennen (vgl. de NBV).’
  • Hoe vind je deze vertolking?
  • De vertrouwelijke omgang die we door het geloof met God hebben, mogen we leren uit de Schrift, waarin vooral de Psalmen en de Bijbel-heiligen (we zagen al Maria) ons een gids kunnen zijn, maar nog veel meer de Heere Jezus Christus (zie bv. het hogepriesterlijkgebed – Johannes 17).
  • Er zijn drie stoorzenders die de verborgen omgang met God bij de gelovigen proberen te fnuiken:
    • de satan,
    • de wereld (onze zondige omgeving)
    • en ons vlees (het zondige principe in ons).
  • Hoe merk je concreet de trekkracht hiervan?
    Weet je voorbeelden uit je leven?
  • En als zo ons intiem contact met God wordt lam gelegd, wat is dan het logisch gevolg voor ons brede leven met en voor God?
  • Stelling:
  • ‘Vroeger was er veel meer rust en dus een veel betere situatie voor een florerende stille omgang met God, dan nu.’
  • Reageer.
  • Waar een wil is, was er met Gods hulp vroeger en is er met Gods hulp ook in onze tijd een weg voor de gelovigen om God te zoeken. Hoe?
  • Leeft dat bij ons?

  • Oftewel: is het ons leven ons te oefenen in de wandel met God, waarvan je de stille omgang met Hem als de kern zou kunnen omschrijven?

Tenslotte:

misschien komt de vraag op of de kans niet groot is dat het één, de stille omgang met God, ten koste gaat van het ander, het praktisch christenleven; of andersom.

Antwoord:

laten we steeds letten op de twee-zijdigheid van het leven met en voor God (de binnen- én de buitencirkel).

Wel is de vertrouwelijke omgang met God, zou je kunnen zeggen, de voedingsbodem van het brede christenleven, van heel ons doen en laten met en voor God, heel onze levenswandel; inclusief ons leven in gezin, kerk en maatschappij met al zijn consequenties.

Alles gegrond op het volbrachte verlossingswerk van Jezus Christus (en Zijn aansluitende voort-durende voorbede), waar we door het geloof deel aan mogen hebben.

Hem zij de glorie,
van nu aan tot in eeuwigheid!