Bijlage 2. Twee Geloofsbelijdenissen
Door de eeuwen heen hebben christenen geprobeerd in korte bewoordingen de belangrijkste punten van het christelijk geloof weer te geven.
Zo al in de zogenoemde Apostolische Geloofsbelijdenis (apostolisch genoemd, omdat de Bijbelse leer der apostelen erin verwoord wordt), waarin vanaf halverwege de tweede eeuw na Chr. christenen van alle tijden en plaatsen wereldwijd hun geloof kernachtig belijden.
Een voorbeeld van een iets uitgebreidere, ‘jonge’ geloofsbelijdenis (rond de eeuwwisseling 20e / 21e eeuw), is die van een plaatselijke Baptistengemeente.
Zie ook op deze website: Het nut van een belijdenisgeschrift (met als bijlage Spurgeon’s Catechism)
1. Apostolische Geloofsbelijdenis
- Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van de hemel en de aarde.
- En in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onze Heere;
- Die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de Maagd Maria;
- Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, neergedaald in het dodenrijk;
- Op de derde dag weer opgestaan uit de doden;
- Opgevaren naar de hemel, zittend aan de rechterhand van God, de almachtige Vader;
- Vanwaar Hij komen zal, om te oordelen de levenden en de doden.
- Ik geloof in de Heilige Geest.
- Ik geloof een heilige, algemene christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen
- Vergeving van de zonden;
- Opstanding van het vlees;
- En een eeuwig leven.
2. Geloofsbelijdenis van een plaatselijke Baptistengemeente
Hier afgedrukt een exemplaar met Schriftbewijs:
1. De Bijbel
De grondslag van de gemeente is de Bijbel, samengesteld uit 66 boeken van het Oude en Nieuwe Testament. Wij geloven dat de Schrift in haar geheel en in haar delen haar oorsprong vindt in God, Die mensen heeft gebruikt om Zijn Woord aan ons door te geven. De Bijbel is dus Gods Woord. Wij beschouwen de Bijbel als onfeilbaar en erkennen de oorspronkelijke manuscripten van de Bijbel als foutloos. De Bijbel is de enige, volledige en uiteindelijke autoriteit over alle zaken die met het geloof en het leven te maken hebben. Er bestaan geen andere geschriften die op gelijkwaardige wijze door God zijn ingegeven.
2Tim.3:15-17; 1Joh.4:6; 1Joh.5:6b; 1Kor.15:2; Gal.1:8; Deut.12:32; Ps.116:11; 1Joh.4:1.
2. God
Wij geloven in één waarachtige, heilige en eeuwige God, waarin drie Personen zijn, namelijk de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. De Goddelijke Personen zijn onderscheiden door hun specifieke eigenschappen. Ze zijn echter niet gedeeld of onder elkaar vermengd. Vader, Zoon en Heilige Geest zijn alle drie even eeuwig en zijn nooit zonder elkaar geweest. Zij zijn alle drie één in waarheid, in macht, in rechtvaardigheid en in barmhartigheid. In het begin schiep God het universum uit het niets waaruit Zijn heerlijkheid blijkt. Nog steeds draagt Hij de schepping door Zijn soevereine macht.
Deut.6:4; 1Thess.1:9; Jer.10:10; Openb.4:8; Ps.90:2; Matth.28:19; 2Kor.13:13; Joh.1:14,18; Joh.15:26; Gal.4:6; Openb.16:5,7; Openb.1:8 Rom.3:25,26; Rom.9:14; Ps.103:8; Gen.1;Hbr.11:13; Rom.1:20; Jer.10:12; Ps.104:24, Ps 33:5,6; Hbr.1:3; Ef1:1; Ps.33:10,11.
3. De Vader
Wij geloven in God de Vader, de almachtige Schepper van hemel en aarde; de oorzaak, oorsprong en het begin van alle zichtbare en onzichtbare dingen. Hij is de eeuwige en natuurlijke Vader van de Heere Jezus die de gelovigen vanwege Christus uit genade tot Zijn kinderen aanneemt.
Gen.1:1; Hebr.1:1,2; Ef.3:14,15; Joh.1:1,2,14,18; Joh.3:16; Joh.14:1-14Gal.4:4; Rom.9:5; Joh.1:12; Rom.3:24-26; Rom.8:15-17; 2Kor.6:17.
4. Verlossing
Het doel van Gods openbaring is om alle mensen op te roepen in een eeuwige relatie met Hem te leven. De mens die oorspronkelijk geschapen was voor die eeuwige relatie, keerde God de rug toe, koos zijn eigen weg en raakte daardoor vervreemd van God en verdorven in zijn eigen natuur. Deze zondeval vond plaats aan het begin van de geschiedenis van de mensheid en sindsdien hebben alle mensen deel aan die zondige natuur. Daarom heeft elke mens de reddende genade van God nodig. De verlossing van de mens is volledig het werk van Gods vrije genade en in geen enkel opzicht een menselijke verdienste. Die verlossing moet persoonlijk worden toegeëigend door bekering en geloof.
2Tim.3:15-17; Joh.3:16; Joh.10:10b; Matth.28:19; Pred.7:29; Gen.3; 1Joh.3:4; Gen.3:8, 24; Ef.2:3; Gal.3:10; Rom.6:23; Matth.25:41;1Kor.15:22; Rom.3:23; Rom.5:12,18,19; Rom.3:10; Ef.2:1; Ps 51:7; Matth.15:19; Rom.3:21-28; Joh.6:44; Fil.2:13; Joh1:12; Joh.3:16; Hand.2:38; Hand.26:18,20.
5. Jezus Christus
Wij geloven in Jezus Christus, de eniggeboren Zoon van God, naar de aarde gezonden door de Vader, door de Geest geboren uit de maagd Maria, volkomen God en volkomen mens. Hij leefde in volmaakte gehoorzaamheid aan de Vader, stierf in onze plaats aan het kruis vanwege de zonde van de mensheid. Door Zijn dood vervulde Hij de gerechtigheid van God en bracht verlosring voor een ieder die in Hem gelooft. Hij stond op uit de dood met een verheerlijkt lichaam en is opgevaren naar de hemel, waar Hij zit aan de rechterhand van God de Vader en de belofte van het nieuwe verbond, de Heilige Geest, schenkt aan een ieder die in Hem gelooft. Vandaar zal Hij ook terugkomen om de geschiedenis en het eeuwige plan van God te voleindigen.
Joh.3:16; Luk.1:27,31,35; Gal.4:4; Joh.1:1,14; 1Joh.5:20; Fil.2:6-8; Gal.4:4; Hebr.2:14,16,17; Hebr.4:15; Jes.53:5; Gal.3:13; Fil.2:8; 1Kor.15:3; 2Kor.5:19-21; Rom.3:21-26; 1Kor.15:4; Rom.6:9; 1Kor.15:20,21,42,43; Fil.3:21; Openb.1:18; Hand.1:9-11; Ef.4:10; Ps.68:19; Joh.14:3; Hand.3:21; Ef.1:20-23; Rom.8:34; Joh.14:3; Joh.14:16; Joh.16:7; Hand.2:38,39; Hand.1:11; 2Thess.4:16; Tit.2:13; Matth.24:30; Hand.3:21; Matth.13:41,42; Matth.25:34-36,41-43; Hand.17:31; 2Thess1:6-10; Jes.25:8; Openb.7:17; Openb.21:9-22:5.
6. De Heilige Geest
Wij geloven in de Heilige Geest, de derde Persoon van de Drie-eenheid. Ongelovigen – maar ook gelovigen – overtuigt Hij van zonde, oordeel en gerechtigheid. Hij doet mensen wedergeboren worden. Hij woont vanaf de wedergeboorte permanent in iedere gelovige en is de bron van zekerheid, kracht en wijsheid. De Heilige Geest helpt de gelovigen de Bijbel te begrijpen en toe te passen. Hij schenkt gaven aan elke gelovige tot opbouw van de gemeente. Door het geloof mag de gelovige leven onder de leiding van de Heilige Geest, alleen daardoor wordt het mogelijk naar de wil van God te leven en vrucht te dragen tot eer van God.
Joh.14:15-26; Joh.15:26; Matth.28:19; 2Kor.13:13; Joh.16:8-11; Joh.3:3-21; Gal.5:25a; Joh.14:16; Rom.8:15,16; 1Kor.12:3; Ef.1:13; Hand.1:8; Ef.1:17; Joh.14:26; Joh.16:14,15; Gal.5:16,25b; 1Kor.12:7,11; 1Kor.14:12; Ef.4:12; Gal.5:16-26.
7. De wederkomst van Christus
Op de door God bepaalde tijd zal Jezus Christus terugkomen uit de hemel zoals Hij daarheen is opgevaren om de Zijnen tot Zich te nemen. Hij zal optreden als Verlosser en Rechter. Naast de gelovige wordt ook de ongelovige opgewekt en de eeuwige bestemming van ieder mens zal bekend worden. Gods kinderen zullen ingaan tot het eeuwige leven en beloond worden naar de vrucht van hun werken, ongelovigen zullen van God gescheiden en veroordeeld worden. Zij zullen vergelding ontvangen voor het feit dat zij God hebben verworpen. Gods oordeel is rechtvaardig.
Hand.1:11; 1Thess.4:16-5:3; Fil.3:20,21; Rom.8:18,23; 1Petr.4:5; Tit.2:13; Matth.24:30; Dan.12:2,3; Joh.5:29; Hand.24:15b; Openb.20:12,13; Matth.13:41-43; Matth.25:32,33,34-36,41-43,46; Hand.17:31; 2Kor.5:10; Matth.12:31-37; 2Thess.1:6-10; Jes.25:8; 2Petr.3:10-13; Openb.7:17; Openb.21:9-22:5; Openb.16:7; 2Thess.1:5.
8. De gemeente
Door de eenwording met Jezus Christus worden gelovigen automatisch leden van Zijn lichaam, de gemeente. Wij geloven in één universele gemeente, die in elke plaats en tijd zichtbaar wordt in plaatselijke gemeenten. De Schrift draagt de gelovigen op om samen te komen voor lofprijzing, aanbidding, gebed, onderwijs uit het Woord, gemeenschap, dienstbetoon voor het ontdekken, ontwikkelen en toepassen van hun gaven, doop en avondmaal en voor het bereiken van de wereld met het Evangelie. Het regelmatig samenkomen van Gods kinderen is belangrijk voor de opbouw, de gemeenschap en het getuigenis in deze wereld. Het doel van alle leden van de gemeente is, onder leiding van oudsten, taakgroepleiders en kringleiders, samen te werken in liefde en eenheid, om Christus te verheerlijken.
Gen.22:18; Ef.1:10,22,23; Ef.2:17-19; Ef.5:23,27,30; Kol.1:18; Ps.111:1; Joh.10:14,16; Ef.4:3-6; 1Kor.1:2; 1Kor.12:12,13; 1Kor.7:14; Openb.1:4; Openb.2:1,8,12,18; Openb.3:1,7,14; Hand.2:42; Ef.3:18-21; Ef.5:19-21; 1Kor.12:28; Ef.4:11-13; Ef.5:21; Matth.28:19; 1Kor11:23-29; Matth.28:19; 1Kor.11:26 Hebr.10:25; Ps.133; Joh.13:34,35; Hand.14:23; Tit.1:5-9; 1Tim.3; Hand.20:28; 1Kor.4:2; 1Petr.5:1-4; 1Thess.5:12,13; 1Tim.5:17; Hebr.13:17; 1Kor.12:28; Ef.4:1-6; Kol.3:12-17; Ef.3:21.
9. Geloofsbelijdenis en de praktijk
De Bijbel is de doorslaggevende autoriteit voor geloof en leven van de leden van de gemeente. Wij geloven dat deze geloofsbelijdenis een goede samenvatting is van de hoofdpunten die de Bijbel ons leert. Om verdeeldheid te voorkomen, dienen alle leden van de gemeente zich te onthouden van het verkondigen van leerstellige zaken die in strijd zijn met deze geloofsbelijdenis.
Ef.2:20; 2Tim.3:16; 1Joh.1:3.