Fundamenten: Toelichtende notities

Toelichtende notities

Inhoudsopgave: Studie klik hier  
Fundamenten van het Christelijk geloof

Toelichtende notities

bij ‘Fundamenten van het Christelijk geloof’

Woord vooraf

Deze Toelichtende notities bij Fundamenten van het Christelijk geloof, zijn een appendix bij de studie die in de titel genoemd wordt over de basis-zaken van het christelijk geloof.
De Notities zijn in het bijzonder voor Bijbelstudie- of kringleiders. Verder kan natuurlijk iedereen die de studies doet er gebruik van maken.

N.B.: Niet ieder hoofdstuk uit Fundamenten van het Christelijk geloof bevat bij elk onderverdeeld punt notities. Alleen de punten waar dat wel het geval is zijn hieronder aangegeven:
bijv. onder ‘Notities bij hoofdstuk 1 De Bijbel’ zijn de punten 1 en 2 niet genoemd, omdat daar geen aantekeningen bijgevoegd zijn; punt 3 wel, omdat het daar wel het geval is. En zo voort.

Kringleiders, de Heere zegene u/jullie bij de voorbereiding van de betreffende kring-avond!

Pier M. Meindertsma

NOVI SAD, najaar 2024
(HEERENVEEN, voorjaar 2007 / HARLINGEN, voorjaar 2017)

c Alles uitvouwen C Alles invouwen

Toelichtende notities bij de Fundamentenstudie

Open Hoofdstuk 1 in nieuw tabblad.

3 Heilig: afgezonderd van gewone geschriften; het gaat om Goddelijke geschriften. Het meervoud geeft aan dat het ene Boek uit meerdere Boeken bestaat. Alle van God afkomstig dus; zie ook 2Tim. 3:16a: Heel de Schrift is door God ingegeven.

4Het woord Bijbel komt van biblia: boeken. In de Fenicische stad Byblos werden veel boeken, beter: boekrollen, geproduceerd (van papyrus).

Kaart met Byblos

Byblos,
vergroot

Zo’n boekrol werd naar deze stad vernoemd: een ‘byblos’; meervoud: biblia. Testament (diathèkè) kan ook worden weergegeven met: verbond, omdat de Bijbel het boek is van Gods genadeverbond. Het Oude Testament gaat over de te komen, het Nieuwe over de gekomen Messias: Jezus Christus.

Het Nieuwe Testament niet boven het Oude plaatsen. Beide is het Gods Woord. Het ene is niet zonder het andere te begrijpen. Wel is het zo dat het Nieuwe Testament het plan van God voor onze verlossing helderder weergeeft. Hier komt de volheid van de genade van God meer naar voren, tot Zijn eigen eer.

roos

OT ==> NT

Je zou de openbaring van het Oude Testament kunnen vergelijken met een roos in de knop die bezig is uit te botten (je ziet de contouren wel, maar de schittering van de bloem nog niet) en het Nieuwe Testament de roos die in volle bloei komt.

De schaduw-inzettingen van het Oude Verbond zijn met de komst van Christus afgedaan en gestopt (Matth. [Mt.] 27:51; Hebr.[Hbr.]9). De inhoud, Jezus Christus, waar ze heen wijzen, blijft.

Het Oude Testament is dus voor ons nog steeds van kracht. Het Evangelie wordt ons erin bevestigd en ook leren we erin ons leven in te richten naar Gods wil tot Zijn eer

(Rom. 13:8-10 en 15:4;
2Petr. 1:19 en 3:2).

Canon betekent: richtsnoer, regel, norm; canonieke boeken zijn boeken die Goddelijk gezag hebben.

De oorspronkelijke handschriften hebben we niet meer, en dat is misschien maar goed ook, anders zouden wij er maar afgoderij of beeldendienst mee bedrijven (vergelijk de geschiedenis van de koperen slang in de Bijbel).

Apocriefe boeken zijn boeken zonder Goddelijk gezag. Apocrief komt van het Griekse woord dat betekent: verborgen. Waarom men genoemde geschriften deze naam gaf is voor mij ook ‘verborgen’, omdat de benaming toch wat verwarrend is. De apocriefe boeken hebben een historische waarde; we kunnen eruit leren, maar moeten het gelezene wel toetsen aan de canonieke boeken.

5 Het tweede doel niet zonder het eerste te bereiken; het tweede doel is nl. voor de ‘mens Gods’, voor de gelovige dus.

Open Hoofdstuk 2 in nieuw tabblad.

1 In beide, ‘Jahwe’ en ‘Jezus’, zit het reddende/heilzame karakter dat een relatie (band) met ons zoekt (God-met-ons).

3 T.a.v. Gen. 1:26v blijkt: er is meer dan één persoon in de Godheid: ‘Laten wij (…) maken’, ‘naar Ons beeld’ (meervoud); en we zien de eenheid: ‘God schiep’ (enkelvoud).

T.a.v. Matth. 28:19: ‘De Naam’ (enkelvoud); en ‘(…) de Vader, (…) de Zoon en (…) de Heilige Geest’ (drie Personen).

4 De vergelijking gaat mank. God is niet Iemand Die Zich op drie verschillende manieren openbaart, nl. als respectievelijk Vader, Zoon en Heilige Geest, (of als Vader, Zoon en Heilige Geest tegelijk of iets dergelijks); maar een Wezen waarin drie onderscheiden Personen zijn, Die (ook) niet van de één op de ander (kunnen) overgaan.

9 God als je Herder of Vader: zorg en goede leiding.

11 Niet afstandelijk, God is alomtegenwoordig, al troont Hij op een bijzondere manier in de hemel. Maar met ‘Die in de hemelen zijt’ is ook bedoeld: God stijgt als hemelse Vader uit boven de aardse onmogelijkheden waar wij tegen aan lopen.

Open Hoofdstuk 3 in nieuw tabblad.

1 In onze tijd: De één noemt Hem God. De ander het eerste schepsel dat God geschapen heeft, zeg maar: de hoogste engel. Een derde noemt Hem een godsdienstige leider, of: een groot goeroe, godsdienstleraar. Een vierde een bijzonder voorbeeldig mens, navolgenswaardig.

De Joden, d.i. de Joden in het algemeen, uitzonderingen daargelaten, kunnen Jezus toch slechts zien als één van de vóórlopers van de Messias, niet als de grote Messias Zélf, niet als Degene Die zalige rust bewerkt en geeft aan ieder belaste boetvaardige zondaar die tot Hem de heils-toevlucht neemt (vgl. 11:28).

2 Vs 20 sluit aan bij vs 13-16, nl. dat de meeste mensen Jezus niet als Christus (Messias) willen erkennen. Dat hoort bij het lijden van Jezus. Jezus afgewezen. Een afwijzen dat zal leiden tot Jezus’ dood (vs 21). Het gebod van vs 20 (betrekking hebbend op de tijd tot aan Jezus’ dood voor de zonden en de ermee verbonden opstanding, vgl. Matth. 28:19; Hand. 2:14vv.) zal (dus) waarschijnlijk te maken hebben met dat de mensen een totaal verkeerd beeld van Jezus Messias (willen) vormen (vgl. 8:4; 12:16); hebben de discipelen zelf ook ‘last van’ (vs 22v).

4 De Vader gaat voorop, heeft de leiding. De Zoon wordt gestuurd. De Zoon heeft net als de Vader leven in Zichzelf, maar het is Hem van de Vader gegeven.

5 Hebr. 1:3: Jezus Christus is één in wezen met de Vader, mede eeuwig, Hem in alles gelijk.
Matth. 12:6: de tempel: heilig, de woonplaats van God; De Heere Jezus is meer.

7 Hebr. 4:15 zegt dat ‘wij geen Hogepriester hebben Die geen medelijden kan hebben met onze zwakheden, maar Een Die in alles op dezelfde wijze als wij is verzocht, maar zonder zonde’.

8 Geen inruiling van naturen, Hij is en blijft God, zie voorgaande in dit hoofdstuk. Hij wordt er mens bij: eerst vernederd, daarna verheerlijkt.

Rom. 8:3;
Fil. 2:6-11.

10 Opstanding: teken of bekroning van Jezus volbrachte werk; nu kunnen wij delen in de gerechtigheid die Hij door Zijn dood voor ons heeft verworven.

11 NB: het gaat in Rom. 6:3 om de geestelijke doop in Christus, waar we door het geloof deel aan hebben (door het geloof zijn we i.p.v. buiten Christus te zijn, in Christus gekomen), waarvan de doop teken en zegel is.

Open Hoofdstuk 4 in nieuw tabblad.

Bij dit hoofdstuk geen notities.

Open Hoofdstuk 5 in nieuw tabblad.

1 In Leviticus 16 wordt Jezus’ hemelvaart voorafschaduwd door het binnengaan van de Hogepriester in het Heilige der heiligen (het heiligdom) met bloed van een bokje.

2 Christus’ hemelvaart is een triomftocht, Christus als Overwinnaar naar de hemel, de bijzondere woonplaats van God; Het was Christus’ kroningsdag.
De hemelvaart is tot Jezus’ verheerlijking. Het is als het ware met de opstanding de afronding van Jezus’ verlossingswerk op aarde.

3
a. Christus bereidt plaats.
b. Christus is onze Voorspraak/Voorbidder bij God.
c. De Heilige Geest komt tot ons.

Efeze 2:6 In de hemelvaart van Christus zijn alle gelovigen medegezet in de hemel. Wij weliswaar nog niet letterlijk, maar we worden er door de Heere Jezus vertegenwoordigd. En zo zeker als Hij er al is, zo zeker is het dat wij er ook zullen komen.

4 Denken (verzuchten): was Jezus nog maar hier – is dus gezien voorgaande niet terecht. Al is het voor te stellen; we hebben reden om blij te zijn.

  • voor Jezus Zelf dus (zie punt 2 hierboven);
  • voor ons (zie de drie punten bij punt 3).

5 We worden aangespoord bezig te zijn met wat Gods koninkrijk bevordert (wij zijn vaak vooral druk met onze eigen koninkrijkjes…) en Gods ge-recht-igheid (het leven naar Gods wil: bijvoorbeeld Kolosse 3:5 en 12-14).

7 In 1Thess. 4:15-17 kunnen we de volgende facetten zien ten aanzien van de wederkomst van de Heere:

(vgl. Mt. 24:31 en 25:31; Joh. 5:28 en Joh. 14:3;
Hnd. 1:11; Rom. 8:17vv.; 1Korinthe 15:52; 2Thess. 1:7v.;
Jud. vs 14; 1Joh. 3:2; Op. 11:15)
  1. Impliciet is het duidelijk dat het God de Vader’s tijd (Mk. 13:32) is en dus komt Zijn Zoon Jezus Christus in actie.
  2. Als verheerlijkte Koning daalt Hij neer uit de hemel en geeft Zijn bevelen aan Zijn ondercommandant (‘aartsengel’, lett.: archangel, St.V.: begin-engel, loopt voorop, opperengel Michael waarschijnlijk, vgl. Jud. vs 9).
  3. Deze hemelse generaal geeft het bevel verder en zet een engelenleger in beweging, gepaard met bazuin-/trompet-geschal.
  4. Eerst vindt dan de opstanding van de gestorven gelovigen plaats (op de stem van de Heere Jezus).
  5. Vervolgens de vereniging met de nog levende gelovigen.
  6. Samen weggevoerd de Heere tegemoet.
  7. Met er aangekoppeld een voortdurend samenzijn met de Heere.

Sommige mensen denken aan een plotselinge opname richting hemel. Het is echter de vraag of het hier gaat om een apart gebeuren dat aan de uiteindelijke wederkomst voorafgaat.

De verenigde gelovigen worden weliswaar door Goddelijk ingrijpen weggevoerd (‘harpazein’: roven; wegvoeren) op de wolken. Ze worden door de wolken opgetild en weggedragen om hun Heere (Heer) en Heiland te ontmoeten. Maar deze buitengewone ontmoeting wordt getypeerd met een term (‘apantesis’) uit de hellenistische wereld die gebruikt werd voor het onthaal van een belangrijk persoon (vorst, veldheer). Bij officieel bezoek van deze persoon aan een stad, kwam een delegatie deze persoon tegemoet om hem in te halen.

Zie de intocht in Jeruzalem door de Heere Jezus (Joh. 12:13,18; vgl. Matth. 8:28 en 25:1,6).

Zo werd ook koning David ingehaald (1Sam. 18:6,7 en 2Sam. 19:16) en de apostel Paulus (Hand. 28:15).
In Ex. 19:10-20: Israël gaat de Heere tegemoet bij neerdaling op de Sinaï onder bazuingeschal, rook, vuur en wolken.
Bij Jezus’ wederkomst gaan de gelovigen Hem een stuk tegemoet om niet samen met hun Heere naar de hemel te gaan, maar naar de aarde (Hand. 1:11). Het opnemen van de gelovigen is niet een tijdelijk evacuëren, maar een eervol inhalen van de neerdalende Heiland.

Er is hier sprake van ‘eerst’ (vs 16slot) en ‘vervolgens’ (vs 17begin), een onderscheid tussen twee groepen gelovigen: gestorvenen en levenden (over ongelovigen gaat het hier niet). Beide groepen gaan na hereniging de Heere tegemoet.

In vs 17 is het niet zo dat de gemeente uit de wereld wordt weggehaald, terwijl de geschiedenis ‘gewoon’ verder draait. De laatste bazuin klinkt. De wereldgeschiedenis stopt en de toekomst van de Heere Jezus Christus begint. Hemel en aarde komen samen, engelen en gelovigen brengen Hem hulde (2Thess.1:7b-10).

Het slot van 1Thess. 4:15-17 heeft wat is genoemd een ‘open einde’ dat wijst op de eeuwigdurende aanwezigheid van de Heere te midden van alle gelovigen.
1Thess.5:1e.v./vv.  *)  staat met het voorgaande in verband.

Een ander aspect van Christus’ wederkomst (in vs 2 benoemd als de dag van de Heere) komt ter sprake, nl. het tijdstip en hoe we hierop moeten anticiperen

(de woorden ‘tijden’ en ‘gelegenheden’ uit vs 1 zijn in de Nieuwtestamentische tijd trouwens praktisch synoniem, Hand. 1:7 en 3:19-21;
vgl. Daniël 2:21 en 7:12).

Vgl. Hand. 1:4-11;
2Tim. 4:1,6-8;
2Ptr. 3:1-16.

Gezien genoemde Schriftplaatsen moet tevens duidelijk zijn dat de dag van Jezus’ wederkomst
* ook met het oordeel en het verderf gepaard zal gaan (en dat eeuwig, Dan. 12:2 – tegenover eeuwig leven), namelijk voor hen die buiten Christus zijn. Zij zullen voor altijd zonder de Heere zijn (vgl. 1Thess. 4:17) in de plaats genaamd: de hel [de plaats der rampzaligheid] (Luk. 16:23
* tegenover de hemel [de plaats der gelukzaligheid], vs 22,26 en 23:43; Ef. 2:6)
en in het verlengde ervan de poel van vuur, Op. 20:11vv.,
vgl. Op. 2:11 en Op. 21:8.

Voor nu geldt echter: ‘nog is er plaats’ in Gods Koninkrijk, Luk. 14:22; vgl. Joh. 3:16-18. Als wij dan door genade zelf de Heere hebben mogen leren kennen, en ons plekje mogen innemen in Gods Koninkrijk, wat houdt ons tegen om, als instrumenten in Gods hand, ook anderen met het Evangelie van Jezus Christus in aanraking te brengen, zodat ook zij gered kunnen worden door het geloof in de Heere Jezus Christus?

M.b.t. 1Thess. 4:15-171Kor. 15:51,52: in zowel Thessalonika als Korinthe wist men geen raad met overleden medegelovigen.
Op beide gemeentes reageert de apostel Paulus vanuit het feit van Christus’ opstanding en dat alle gelovigen in de toekomst daarin – verheerlijkt – zullen delen.
In beide Bijbelgedeeltes gaat het over de zaken op de laatste dag, bij Jezus’ terugkeer en de aanvang van Gods koninkrijk. Maar in de twee gemeenten leefden hierover verschillende vragen.

  • In de gemeente van Thessalonika: ‘Worden de gestorven gelovigen achtergesteld bij de nog levende?’
  • In Korinthe: ‘Is een lichamelijke opstanding wel reëel?’ De apostel benadrukt dan, zoals iemand verwoordde, tegenover de Thessalonicenzen de grote hereniging en tegenover de Korintiërs de grote verandering.

9 Bij de ‘we(d)erhouder’/‘tegenhouder’ zullen we moeten denken aan de macht, de werking van Gods Woord en de Heilige Geest (de Heilige Geest werkt altijd door het Woord van God).

De wederhouder zal verwijderd worden, d.i. de invloed van het Woord van God in de samenleving zal verminderen en wegvallen; geen zoutend zout en lichtend licht meer dat inwerkt op bevolking en geweten. De ‘wetteloze’ staat klaar om het vacuüm dat ontstaat, in te nemen met ‘zijn regels en voorschriften’.
Overigens trekt niet God Zijn Woord terug, maar de samenleving onttrekt zich eraan (secularisatie; Schrift-kritiek; aanpassing van prediking bij het levensgevoel van de mens).

Laten wij dus zorgen ons optimaal onder de invloed van Gods Woord te stellen en daarbij God bidden om het licht en de doorwerking van de Heilige Geest; persoonlijk, maar ook in samenkomst-verband (Joz. 1:8; Ps. 1; Hebr. 10:24-25).

– – o – –

*)   ‘E.v.’ betekent: en volgende;
in het vervolg weergegeven met ‘vv.’ en volgende verzen.
Een enkele ‘v.’ duidt aan: en het volgende vers.
Open Hoofdstuk 6 in nieuw tabblad.

1 Sommigen denken bij gebed aan het (verschillende malen achter elkaar) opzeggen van een ‘Wees gegroetje’ of het ‘Onze Vader’ als een soort boetedoening of om God tevreden te stemmen. Anderen denken bij gebed aan esthetisch verantwoorde liturgische gebeden in de kerkdienst. Weer anderen zien gebed als een soort meditatie.

Werkelijk bidden heeft te maken met communiceren met de levende God met wie we door Jezus Christus een band gekregen hebben. Met deze God mogen we omgaan. Hij spreekt tot ons door Zijn Woord. Wij antwoorden door gebed.

2 Mensen hebben vragen als: Is er wel een persoonlijke God? Is Hij goed? Heeft Hij wel alles in de hand? Interesseert Hij zich wel voor mij?

3 M.b.t. Ps. 1:2 en Kol. 4:2 / 1Thess. 5:17: naast meer of minder vaste tijden ook tussendoor steeds weer contact met God zoeken door het bezig zijn met Gods onderwijzing en met gebed; er mee doorgaan niet alleen als je zin hebt of als het je uitkomt. Praktisch betekent het dat je – terwijl je natuurlijk werkt, slaapt, eet, gesprekken voert, etc – toch contact met God houdt (je geestelijke antenne op Hem gericht houdt), tussen de bedrijven door ‘ns wat met flarden van Bijbelgedeeltes door je heen laat gaan en bij de dingen die de revue passeren God vraagt om hulp en Hem dankt; soms meer, soms minder nadrukkelijk. Hij vult je leven.

Wel oppassen voor krampachtigheid. Het moet als het ware gaan als ademhalen, zó natuurlijk.

6 Met knielen druk je ontzag ten opzichte van God uit, en dat je afhankelijk van Hem bent.

Hardop Bijbellezen en gebed, inclusief het sluiten van je ogen bij het bidden, heeft duidelijke voordelen i.v.m. de concentratie.

Het gaat in Matth. 6:6 om het oprecht bidden, niet als een huichelaar.

7 In In 1Kor. 12:9b, 30a gaat het wellicht om een gebedsgave van genezing.

8 In Ps. 138:8 lezen we de belofte dat de HEERE het voor David voltooien (voleinden) zal. In datzelfde vers beantwoordt David deze belofte door daarvoor te bidden: ‘(…) laat de werken van Uw handen niet los (laat niet varen de werken Uwer handen)’.
Of Ps. 25: in vs 2a lezen we: ‘(…) laat mij niet beschaamd worden’; in vs 3 de belofte: ‘Ja, allen die U verwachten, worden niet beschaamd’.

Personen uit de heidenvolken of zij die heidens denken (over het gebed), menen dat ze in hun bidden hun god uitgebreid op de hoogte moeten stellen van hun noden (vgl. daarentegen vs 8b) en hun beden breedsprakig moeten inkleden, voordat zij verhoord zullen worden (vergelijk het doen en laten van de Baäl-priesters op de Karmel, 1Kon. 18:20vv.). Erachter zit een bepaald godsbeeld en het missen van een vertrouwensband.

Het gaat hier overigens niet om de tijdsduur van het gebed; de Heere Jezus kan ook lang bidden (Luk. 6:12; Joh. 17). Het gaat om geloofsvertrouwen dat geen omhaal van woorden nodig heeft om God te vermurwen.

God wil ons wat we nodig hebben op het gebed schenken.

9 Doordat God Zijn eigen Zoon aan het kruis verstootte, kon Hij ons als kinderen aannemen – door het geloof. God wil als een (goede) Vader ons leiden door Zijn Woord en Geest en voor ons zorgen – op het gebed. God kan dit ook, want Hij is niet alleen Vader, maar onze hemelse Vader; Hij is niet gebonden aan onze aardse onmogelijkheden.

– – o – –

‘k kwam een citaat van Augustinus tegen – uit een commentaar van hem op Psalm 85 – dat ik hier toch even nog wil afdrukken:

‘Als u bidt, let er dan voor alles op dat u dan tot God spreekt. En wanneer u uit de Bijbel leest, let er dan voor alles op dat God tot u spreekt’.

(uit een boek van dr. Bart Jan Spruyt)

Open Hoofdstuk 7 in nieuw tabblad.

1 De Heilige Geest heeft eigenschappen van een persoon: verstand, wil, gevoel/emoties; en Hij handelt als een persoon.

2

  1. De Heilige Geest staat in de Bijbel op één lijn met God:
    * De Heilige Geest heeft gesproken – God heeft gesproken (2Sam. 23:2,3);
    * tegen de Heilige Geest gelogen (Hand. 5:3) – tegen God gelogen (vs 4);
    * in Joh. 14:16 spreekt de Heere Jezus van een andere Trooster, maar van dezelfde hoedanigheid als Hijzelf (God).
  2. De Heilige Geest bezit eigenschappen die alleen God bezit.
    * Hij is eeuwig (Hbr. 9:14 – de eeuwige Geest);
    * Hij is alomtegenwoordig (Ps. 139:7).
  3. De Heilige Geest doet dingen die alleen God kan doen.
    * Hij is Schepper: Job 33:4;
    * Hij maakt levend: Joh. 6:63a, of anders gezegd: Hij doet wedergeboren worden: Tit. 3:4,5.

3 Hij gaat van de Vader en de Zoon uit. Hij zal van de Heere Jezus getuigen. Verder wordt Hij de Geest van Christus (tweede Persoon van de Goddelijke Drie-eenheid) genoemd.

5 De Heilige Geest komt:

  1. als Plaatsvervanger. De Heere Jezus belooft een andere Trooster, een ander identiek aan Hemzelf.
  2. als Helper. De Heilige Geest is gekomen om ons bij te staan.
  3. om kracht te geven, o.a. om te getuigen.

6 De onbekeerlijken ondergaan de doop met het vuur van het oordeel – zie het verband waarin Matth. 3:11 staat.

8 Enkele zaken die ons kunnen bedwelmen:

  • genoemd is alcohol; verder: eten en drinken, materiële zaken, kleren;
  • sexualiteit;
  • het lezen van bepaalde boeken, romans;
  • werk (workoholic) / sport en spel. Betaald werk, schoolwerk. Zelfs de zondag, de dag van de Heere, moet er voor wijken. Hoe vullen we die? Voor God, voor elkaar, eredienst, elkaar ontmoeten? Het vieren van de zondag zegt veel over wat je wel of niet bedwelmt, beheerst!
  • ook ideologieën kunnen ons beheersen, zelfs bepaalde christelijke dogma’s (als ze een eigen leven gaan leiden en met je op de loop gaan – sektarisch);
  • bepaalde (dwang)handelingen en ons bezorgd-zijn (Mattheüs 6, Filippenzen 4).

9 In Efeze 5:18b is sprake van een opdracht die wij moeten uitvoeren, er staat een gebiedende wijs. Maar die opdracht staat in de lijdende vorm (‘wordt vervuld’), wat aangeeft dat het werk van God is. Vergelijk Romeinen 8.

11 ‘Ten goede’ is waar God naar toe wil. Het wordt in vers 29 toegelicht. We zien dus dat God door de Heilige Geest naast het gebruik van Gods Woord en gebed alle dingen mee inschakelt om te bereiken dat we op Zijn Zoon gaan lijken.
Vgl. Joh. 15:1-8.

Open Hoofdstuk 8 in nieuw tabblad.

1 T.a.v. het recht zetten: zie de inleiding boven punt 1.
In Efeze 2:20 zien we dat het fundament van de apostelen alles ook met de inhoud van het Oude Testament te maken heeft, dat hier met ‘de profeten’ wordt aangeduid.

Sommige mensen denken bij ‘kerk’ aan een massief/log instituut of aan een gebouw. Bij ‘gemeente’ kunnen mensen denken aan vrijheid-blijheid. En je hebt de verwarring kerkelijke gemeente – burgerlijke gemeente.

Het woord kerk komt van ‘kuriakè’: wat van de Heer(e) (Kurios) is.
In het Grieks wordt het woord ‘ekklesia’ gebruikt, letterlijk vertaald: uitgeroepenheid. 1Kor. 1:2 – Gemeente van God: geroepen uit de wereld tot God (vgl. Rom. 8:29,30).

In tegenstelling tot een gezonde gemeente heeft een kerkelijke sekte de neiging bepaalde geloofswaarheden op ongebalanceerde wijze naar voren te halen en te benadrukken ten koste van andere. Vaak functioneert naast de Bijbel een ander boek dat gezag wordt toegekend. In veel gevallen is sektevorming verbonden met het volgen van een charismatische leider.
Sektevorming sluit aan bij het Nederlandse gezegde: ‘Iedere ketter heeft zijn letter’. Het is in wezen een zonde tegen het tweede gebod. Het gaat dikwijls gepaard met geloofsdwang en kadaverdiscipline.

2 1Petr. 2:4 leert ons steeds opnieuw tot de Heere komen, luisteren naar Zijn Woord wat ook het Woord van de Vader is, en bidden, waardoor de oproep in vers 5 grond onder de voeten krijgt.

3

  1. De gemeente als tempel: de gemeente is heilig (van de wereld afgezonderd, behorend tot God) en behoort daarom heilig te leven. Naast de gemeente als tempel, is iedere gelovige afzonderlijk tempel van de Heilige Geest, 1Kor. 6:19.
  2. De gemeente als lichaam: een organisch geheel met Christus als Hoofd en wij als leden. Eenheid – verscheidenheid, ieder heeft Zijn plek ten dienste van het hele lichaam.
  3. Gemeente als volk: God en de Heere Jezus Christus zijn onze Koning, wij de onderdanen die tot zijn dienst bereid (behoren te) zijn.

7 ‘Leer/onderwijs van de apostelen’:
het onderricht dat de apostelen – 2Tim. 3:15-17 – gaven, daar waren ze mee bezig, dat leefden ze ook uit. Zie ook de inleiding en punt 1 het tweede deel van het voor je liggend hoofdstuk over de gemeente.

‘Gemeenschap’:
ziet op de warme onderlinge band / omgang samen, de bereidheid elkaar van dienst te zijn (2:42 en 4:32).

‘Breken van het brood’:
de maaltijd van de Heere, oftewel het avondmaal (komt nog aan de orde). Het kan samengaan met liefdemaaltijden waarover in 2Kor. 10 en 11 gesproken wordt.

‘Gebeden’:
Ze hadden een biddend leven.

8 Ten aanzien van de rustdag – heilige samen-roeping:

Ex. 20

Lev. 23:3 belangrijk!

Lk. 4:16 – de Heere Jezus was gewoon op de rustdag te gaan naar de synagoge.

Mt. 18:20

Joh. 20:19,24,26

Hnd. 20:7

Hbr. 10:25

Op. 1:10

10 Mt. 28:19 – lid worden gemeente: de discipelen (apostelen) en in navolging van hen de oudsten van de gemeente krijgen een drie-ledige opdracht. Oudsten die als vertegenwoordigers van de plaatselijke gemeente personen die tot geloof gekomen zijn laten dopen, hebben ook de verantwoordelijkheid hen te onderwijzen en te vormen. De doop kan niet ‘los’ bediend worden.

Open Hoofdstuk 9 in nieuw tabblad.

1 In het Grieks staat het woord ‘baptizo’: onderdompelen.

Waarom wellicht hedendaagse vertalingen toch ‘dopen’ hebben: het woord dopen is er in ons kerkelijk spraakgebruik ingeslepen.
Eigenlijk is het in onze tijd versluierend taalgebruik. Er staat immers: onderdompelen of nog hedendaagser gezegd: dippen.

Engelse vertaling – ‘baptize’: Toen men met de vertaling van de King James Version (KJV) bezig was, lag het vertalen van baptize in de aangegeven woorden gevoelig in bepaalde heersende kerkelijke kringen. Vanaf toen is men steeds het verengelste Griekse woord in ook andere Engelse vertalingen blijven gebruiken, wat eigenlijk ook een vreemde zaak is.
Overigens, de KJV (en er iets onder: de N[ew]KJV) is een excellente vertaling!

2 Er is twijfel. De discipelen zijn niet ongelovigen (ze aanbidden de Heere). Die twijfel spreekt dus van twijfelmoedigheid. Kunnen wij ook meemaken.

3 Hem is gegeven alle macht regeermacht, vs 18.
De Kanttekenaars bij de St.V. tekenen hierbij aan: d.i. alle autoriteit en vermogen, namelijk om als het Hoofd der gemeente dezelve door de gehele wereld te vergaderen, te regeren en te beschermen.

Vgl. Ps. 8:7;
Matth. 11:27;
Joh. 17:2;
Ef. 1:22.

En deze Heer(e) is met hen tot aan de voleinding van de wereld, vs 20! Deze belofte is in de eerste plaats bedoeld voor Jezus’ discipelen en in hun voetsporen de oudsten/ouderlingen van de gemeente (vgl. 1Ptr. 5:1), maar via hen ook voor alle ‘onder’-discipelen (iedere gelovige).
De Kanttekenaars noteren bij dit vers: namelijk met u, Mijn discipelen, en al uw navolgers in Mijn gemeente; en dat naar Mijn Godheid, majesteit, genade en Geest.

Vgl. Joz. 1:5b-9;
Hbr. 13:5b;
Psalm 23.

Vs 18 en 20 zijn als het ware de rivierbedding waardoor de opdracht van vs 19 kan stromen.

4 Drieledige opdracht. Let op de volgorde:

  •  Het begin-/Evangelie-onderwijs geven, discipelen maken;
      vgl. Hnd. 14:21 (en zie Mk. 16:15,16).
  •  Hen dopen.
  •  Hun leren onderhouden al wat de Heere geboden heeft.

Gedoopt worden zij die getuigen in de Heere Jezus te geloven en Hem willen volgen.

5 ‘De Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest’: de Drie-enige God.

Dopen in = dompelen in.
Waarin dompelen? In de drie-enige God. Een geestelijk dompeling die je ondergaat als je tot geloof in Christus komt. Als je in Christus gaat geloven word je niet alleen in Hem gedompeld, maar door Hem als Middelaar ook in de Vader en in de Heilige Geest.

6 In Christus gedompeld wil zeggen dat we in plaats van buiten Christus te zijn, in Christus zijn gekomen. In Christus: d.i. verbonden met Hem; een band met Hem gekregen; deel aan Hem en door Hem ook met God de Vader en God de Heilige Geest.

T.a.v. de geschiedenis van de ark: acht personen gingen door het geloof de ark in, die door God veilig werd afgesloten. De ark is type van de Ark met een hoofdletter, onze Heere Jezus.

7 Als je in Christus gedompeld bent, heb je deel aan Zijn sterven, begraven, en opstanding tot een nieuw leven. Van dit alles is de waterdoop teken en zegel. Je verlangen is dan een nieuw leven, dat is een leven met God, te leiden.

De doopkandidaat kan dus wel worden gevraagd of hij inderdaad dat nieuwe leven met God wil leven, dus als de discipel de Heere Jezus na wil volgen (Matth. 28:19).

8 De doop is ook beeld van de afwassing van zonden. Het gaat in Hand. 22:16 dus om een symbolisch af-/wegwassen van de zonden. De werkelijke wassing is door het verzoenend bloed van Jezus.

9 In Hand. 2:38 worden respectievelijk de (nog) niet-gelovige persoon en de aspirant dopeling aangesproken: zich bekeren en gedoopt laten worden (en zich laten leren/onderwijzen, Hand. 2:42).

De geestelijk onderdompeling in Christus en de bevestigende symbolische waterdompeling onderga je. Het is Gods genadewerk.

Vergeven/gered word je door Jezus Christus, door het geloof, Mattheüs 1:21;  Handelingen 16:30,31. Toch staat de opdracht tot dopen vlak na de opdracht tot bekering, wat aangeeft dat de waterdoop een bezegeling is van de bekering van een persoon, een stempel van echtheid.

‘Dopen in de Naam van Jezus Christus’ is niets anders dan ‘dopen in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest’. Door de Heere Jezus als Middelaar heb je ook deel aan de Vader en aan de Zoon, dus aan de drie-enige God!

10 Er is geen tweede, latere doop in de Heilige Geest dus, zoals de Pinksterbeweging leert. Als je tot bekering/tot geloof in Christus komt, word je geestelijk in God de Vader, God de Zoon en in God de Heilige Geest gedoopt, dat door de waterdoop symbolisch wordt bezegeld.
Zie evt. over de Doop in/met de Heilige Geest: Billy Graham, De Heilige Geest, hoofdstuk 5.

Het antwoord inzake spontaan dopen is verbonden met wat we uit het voorgaande al geleerd hebben: je lijkt ermee christelijke vrijheid te creëren, maar je komt tot onverantwoord handelen:

  1. ’t Voorgesprek kan niet voldoende gedegen zijn. Tijd om door te praten moeilijk.

    • Wie is de persoon die zich aanmeldt,
    • wie is de Heere Jezus voor Hem,
    • zijn er mensen in de gemeente die gegronde bezwaren hebben, bijvorbeeld leeft iemand in zonde, leeft iemand in onmin met anderen, wil de persoon zich bij gemeente voegen, zich verder onder leiding van oudsten laten leren?
    • Is persoon lid van een andere gemeente (staat dan onder verantwoording van oudstenraad van die gemeente).
    • En stel dat ’t gesprek niet positief is…? Je kunt grote opschudding krijgen tijdens samenkomst (vgl. 1Kor. 14:40) en wellicht de persoon die zich aanmeldt, omdat je niet tijd genoeg hebt om met hem te praten en dingen uit te leggen, een stuk achterop brengen in zijn geestelijke ontwikkeling (hij kan zelfs afhaken).
  2. Kans op een meer op emotionele gronden gemaakte keus – in tegenstelling tot een wils-beschikking – groot (bv. bij psychisch minder sterke persoon).
  3. Men kan geen familie, kennissen, collega’s etc nodigen (sommige mensen willen zich zelfs anoniem laten dopen…); de doop wil worden gezien door de bekenden van de dopeling. Zie punt 12 in de studie.
  4. Wat is er tegen om in een volgende te beleggen doopsamenkomst te worden gedoopt?

    M.b.t. spontaan dopen vaak als bewijs aangevoerd: Hand. 8:26vv;  Handelingen 16. Echter:

    • Filippus met Moorman in gesprek, wie weet hoelang. En Paulus in gesprek met gevangenbewaarder.
    • Zendingssituatie; er waren (veelal) nog geen gemeenten.
    • Het gaat om geschiedenissen; dan goed nagaan wat er wel of niet normatief is in het gebeuren.

    11 De doop is een bemoediging voor je geloofsleven: zo zeker als ik ondergedompeld wordt, zo zeker is het dat ik door Gods genade, door het geloof deel heb aan de Heere Jezus Christus en aan Zijn dood en opstanding tot nieuwheid van leven.

    De doop is een ‘eerste’ opdracht (het is de eerste opdracht die de Heere geeft na het discipel worden). Je wilt, als je je van harte laat dopen, dan ook gehoorzamen in alle dingen Matth. 28:19;  Romeinen 6).

    Wezenlijk voor het dopen is het zichtbaar belijden van het geloof in woord (persoonlijk getuigenis) en daad (doop – de doop wil worden gezien).
    Je getuigt dat je door het geloof met Christus bent verbonden (Rom. 6:3,4) en door Zijn bloed gewassen bent (Hand. 22:16;  1Johannes 1:7).

    N.B. dat belijden hoort in eerste plaats voor de dichtstbijzijnde naasten te zijn. Hen ervoor uitnodigen. Voor je geloof uitkomen (Matth. 10:32;  Hand. 1:8).

    Open Hoofdstuk 10 in nieuw tabblad.

    1Goed uitgelegd. We hoeven geen bezwaar tegen de term ‘sacrament’ te hebben. Het woord betekent: een heilige (dus door God apart gezette) handeling. Van het Latijnse ‘sacer’, heilig.

    2Het wordt het ‘breken van het brood’ genoemd. Met deze term werd in het algemeen het houden van een maaltijd aangegeven.

    (Zie Lukas 24:(30),35;
    Markus 6:41.)

    Maar als het in Hand. 2:42 zo speciaal genoemd wordt als één van de vier fundamentele kenmerken bij de gelovigen, dan moeten we wel denken aan het avondmaal, de maaltijd van de Heere. De gewone maaltijden, het samen eten van de gelovigen, valt veeleer onder het punt: de gemeenschap. Net als het houden van de andere drie elementen van vers 42, heeft Jezus geboden avondmaal te vieren.

    (Zie Mattheüs 26;
    1Korinthe 11).

    Zie verder 1Kor. 11:23vv. en 1Kor. 10:16 waar ook sprake is van breken van brood, nl. als onderdeel van het vieren van het avondmaal.
    ‘Volharden’: in het Grieks staat het woord ‘proskartereoo’ dat wijst op karakteristieke zaken, die constant de aandacht vragen.

    3Het doel is om Jezus te gedenken, Hem en Zijn lijden en sterven, het kruis van Golgotha, Lam van God voor onze zonden geofferd.

    (Joh. 1:29;
    Matth. 1:21)

    Het paaslam van het Oudtestamentische Paasfeest wijst heen naar het Lam Gods, Jezus, Die Zichzelf voor ons heeft laten offeren.

    4Het brood is teken van het lichaam van Christus. Het brood wordt gebroken als beeld van Jezus’ lichaam dat op Golgotha voor onze zonden gebroken, geofferd is.

    Als we de Bijbelgedeeltes over het avondmaal lezen, krijgen we de indruk dat wordt gecommuniceerd dat de Heere Jezus dát brood gebruikt dat voor handen is en dat dat ook voor ons van toepassing is (bij de Heere Jezus was dat bijvoorbeeld ongezuurd brood i.v.m. de viering van het pesach (pascha); maar dat m.b.t. het vieren van het avondmaal het brood beslist ongezuurd of ongedeeld moet zijn, wordt niet gecommuniceerd).

    Ongezuurd brood: voorschrift voor het pesach. Eén van de inzettingen, schaduwen die naar de Heere Jezus toewijzen. Op Gods tijd en plaats is het Ware gekomen, de schaduw-inzettingen gaan aan de kant. Vergelijk artikel ‘OT-voorschriften en de toepassing voor de tijd van nu’.
    Daarom: (liever) geen ongezuurd brood, maar brood dat voor handen is.

    5De wijn uitgegoten in een beker is beeld van Jezus’ bloed dat op Golgotha voor ons vergoten is tot vergeving van zonden.

    We nemen de tekenen van brood en wijn tot ons, dat be-teken-t dat we door het geloof, door het aannemen van Christus en Zijn offer op Golgotha, een band met Christus hebben.

    Er wordt van gesproken dat het Nieuwe verbond gegrond is op Jezus’ bloed. Het Oude testament echter was ook gegrond op bloed, nl. van dierenoffers (schaduwen van Jezus’ offerbloed). De wijn is symbool (teken en zegel) van het Nieuwe verbond; Pesach was als het ware symbool van het Oude verbond, toen dus dierenoffers moesten worden gebracht als heenwijzing naar het offer van Christus. Nu heeft Jezus’ bloed gevloeid en zijn geen dierenoffers meer nodig.

    Het Nieuwe van het verbond heeft dus te maken met de vervulling van wat in het Oude verbond in schaduwen naar ons toekomt. Het Oude verbond is het verbond van de komende Christus, het Nieuwe van de gekomen Christus.

    Je kunt het ook zo zeggen, zoals iemand deed:

    ‘Nieuw heet het verbond omdat het de vervulling is van de belofte van Jer. 31:31 enz. Nieuw is dit verbond omdat in Christus al de beloften vervuld zijn en het rijke volle heil aan alle volken wordt verkondigd.’

    T.a.v. verbond/testament: in het Grieks staat ‘diathèkè’: testament; van ‘diatithèmi’: verordenen, beschikken. Het is evenwel de vertaling van het Hebreeuwse ‘berit’: verbond. Beide kan dus vertaald worden: verbond of testament.
    Waar het om gaat is dat God het instelt, Hij neemt het initiatief, wil een band met ons hebben, onze vader God zijn. Van ons vraagt Hij in het geloof te reageren, waardoor wij deel hebben aan de voorrechten van het verbond, oftewel aan wat Jezus’ voor Oud- en Nieuw­testamentische gelovigen verdiend heeft aan het kruis.

    6De woorden ‘totdat Hij komt’ leren ons duidelijk dat onze Heere Jezus Christus een tweede keer zal komen, wat de hoop en vreugde van alle gelovigen is.

    In verband hiermee uit Mattheüs 26:29: Jezus’ komst introduceert de volkomen doorbraak van Gods koninkrijk. Dan zal Hij de wijn met ons nieuw drinken. Het nieuw drinken van de wijn sluit aan bij het Nieuwe verbond.
    Het Oude verbond van de uittocht uit Egypte bracht Israël bij de wijnstok in het beloofde land Kanaän. Het Nieuwe verbond – hier en nu – brengt ons bij de ongekende nieuwe wijn in Gods beloofde gerealiseerde koninkrijk.

    ‘Het drinken van wijn met ons’ spreekt van het beleven van de band die we met Jezus hebben (de band die dan volkomen zal zijn); het vieren van feest met Hem. ‘Die dag’ – het is de dag van Mattheüs 24:30,31.
    Deze komende dag, de dag van het komende feestmaal, het heeft alles te maken met het vieren van het avondmaal. Het wijst ons naar het fundament van het feest: Jezus Die Zijn lichaam overgeeft en Die Zijn bloed uitgiet.

    Je kunt het avondmaal dus een funderings­maaltijd – maar tegelijk ook een voorafspiegelings­maaltijd – noemen van die komende maaltijd.

    7Je eet en drinkt onwaardig als je buiten Christus bent en nog niet deel hebt aan zijn redding (of: als je je waardigheid zoekt in jezelf of in iets anders i.p.v. in Christus en Zijn offer; oftewel: als je nog niet Jezus Christus hebt aangenomen als Redder en Heer(e) en je zo door Christus waardig hebt gemaakt.
    In Handelingen 2:42 zagen we het al: ‘zij’, dat zijn de gelovigen, vers 38, 41.

    Je eet ook onwaardig als je, ook al ben je gelovige, zonden hebt gedaan en die niet hebt beleden of zonden hebt toegelaten in je leven, waaraan je je vasthoudt, waar je geen vergeving voor vraagt en mee kapt.

    (1Joh. 1:9;
    Spr. 28:13)

    8We worden opgeroepen onszelf te beproeven. Dat is jezelf grondig onderzoeken:

    • Heb je je zonden beleden, vergeving gevraagd en Christus aangenomen?
    • Maar dan verder: ben je als christen God (nog) toegewijd?
    • Laat je je leren door Zijn Woord en volg je Zijn geboden (leefregels!) op?
    • Heb je je (actuele) zonden – ook die ene ‘lieveling’– beleden, vergeving gevraagd en wil je ook daarin rein leven?

    Ja? Kom dan en eet en drink!

    9N.B. er staat: een oordeel, niet: het oordeel. Er is nog tijd van bekering, voor het eerst of opnieuw. Maar bekeren we ons niet, ja, dan gaat het over in het eeuwig oordeel, de eeuwige straf.

    Het lichaam van de Heere niet onderscheiden (‘diakrinoo’): d.i. het lichaam van de Heere, waarvan het brood van het avondmaal een teken is, dat Hij geofferd heeft aan het kruis, dus het offer van Christus, niet juist taxeren, maar het eigenlijk minachten.

    Als iemand het offer van Christus echt op waarde schat, hoe kan hij dan onwaardig mee-eten en -drinken van de maaltijd van de Heere? Laat hij zich bekeren en leven!
    De Kanttekeningen bij de St.V hebben deze uitleg bij vers 29b: d.i. dewijl hij geen onderscheidt maakt tussen het brood van het avondmaal, hetwelk een heilig teken is van des Heeren lichaam, en tussen algemene spijs; en alzo zonder beproeving en eerbiedigheid hetzelve eet, gelijk ander algemeen brood.

    Misbruik van het avondmaal of andere zonden die in de gemeente voortwoekeren kunnen de oorzaak zijn van dat er veel zwakte en ziekte en veel sterfte in de gemeente plaatsvindt. Niet omdraaien: veel ziekte en sterfte in een gemeente kan ook een beproeving van God zijn.

    Het deelnemen van kinderen aan het avondmaal is niet mogelijk. Wie avondmaal viert moet zichzelf kunnen beproeven en het lichaam van Christus onderscheiden (vs 28,29).

    Open Hoofdstuk 11 in nieuw tabblad.

    1De Tien geboden geven de omlijning van het dubbel liefde-gebod uit Mattheüs 22.

    De Tien geboden zijn in enkele onderdelen typisch Israëlitisch.

    • Zie de aanhef van de geboden (bevrijd uit het land Egypte),
    • het vierde gebod (sabbatdag – de zaterdag),
    • het vijfde gebod (het land dat de Heere geven zal).

    De geboden hebben echter een blijvende functie, Mattheüs 5:17 (niet ontbinden, maar vervullen), Mattheüs 22 (een samenvatting, niet een in-de-plaats-stelling).

    4Vertrouwelijke, verborgen omgang, je zou het onze ‘stille tijd’ kunnen noemen, het persoonlijk met God zijn. ‘Omgang’ wil zeggen het geloofscontact tussen God en de gelovige, waarvan de band door de Heere Jezus en de Heilige Geest gelegd is. God spreekt door Zijn Woord. Wij antwoorden in gebed. Met de Psalm-berijming zou je deze omgang ‘verborgen’ kunnen noemen, omdat, zoals iemand verwoordt, het plaatsvindt in de intimiteit van hart tot hart.

    5 God vrezen: kinderlijke liefde en eer-bied/respect voor hun Vader God hebben; vgl. het vijfde gebod: eer uw vader en moeder (Ex. 20:12).

    ‘De vrees voor God’ legt een verband tussen ‘vertrouwelijke omgang’ en ‘kennis’. Dat is: ons vol eerbied omgaan met God. Dat alles met ons biddend omgaan met Gods Woord te maken heeft, geeft ons kennis:

    • kennis van God,
    • kennis van onszelf,
    • kennis van de dingen om ons heen,
    • kennis van onze handel en wandel.

    6In Lukas 10:38vv. zien we het voorbeeld van Maria die aan de voeten van de Heere zit en luistert naar Zijn Woord. Een woord dat weerklank vindt in het hart, om antwoord vraagt in gebed en tot uitwerking komt in het doen en laten.

    Gods huis / tempel is in onze tijd iedere gelovige (1Kor. 16:19); en ook iedere christelijke gemeente (1Kor. 3:16 wordt hier concreet gezegd tot de bepaalde gemeente van Korinthe).
    Dus in Nieuwtestamentische setting gaat het in Ps. 27:4 om het verlangen contact met God te oefenen in persoonlijk en gemeentelijk verband. Zie ook Psalm 84.

    7 M.b.t. Ps. 25:14b: God maakt hen bekend (wat de NBV wel mooi weergeeft met: ‘maakt hen vertrouwd’) met wat het geheim en de inhoud van de band met Hem is. Dat heeft dus alles met Jezus’ verzoenend werk te maken, waardoor deze band met God gesmeed wordt.

    8 Vanaf het begin der schepping heeft satan – waarbij hij na de zondeval vooral ook gebruik maakt van de wereld en ons vlees – getracht die verborgen omgang bij de gelovigen te boycotten. De ene keer meer direct, de andere keer indirect.

    De afgelopen eeuwen zien we de fnuikende krachten werkzaam van de verheerlijking van mens en verstand (de zgn. Verlichting, het Modernisme).

    De laatste 30 jaar – in de lijn van of in het verlengde van het voorgaande – (steeds meer) de geraffineerde invloed van het centraal stellen van mens en eigen persoonlijkheid, hoe hij persoonlijk over allerlei dingen denkt en hoe hij het persoonlijk ervaart (het zgn. Post-modernisme).

    In beide levensrichtingen zit echter de mens op de troon en is er geen plaats voor een luisterende houding naar de levende God Die Zich in Zijn Woord en Zoon openbaart.
    Het gebed wordt dan meditatie in de zin van het in jezelf neerdalen om contact met je zgn. goddelijke kern te zoeken. Zowel de verborgen omgang en het daarmee verbonden dagelijks leven, vloeit voort uit de individuele mens en zijn smaak i.p.v. uit het contact met God en Zijn Woord.

    Onze 24-uurs-economie is natuurlijk ook een stille kracht die onze stille tijd met God ondermijnt. Ons leven wordt steeds meer gehaast en steeds minder gestructureerd.
    Daarmee gaat hand in hand de vluchtigheid en oppervlakkigheid van onze tijd.
    Dat werkt ook door in ons kerkelijk leven dat een kerkelijk bedrijf dreigt te worden met het nodige kerkelijk werk (in tegenstelling dan tot het doen van de wil van God). Dat maakt het moeilijk tijd voor God apart te zetten en geregeld vruchtbaar contact met Hem te oefenen.

    9 Als ons intiem contact met God wordt lam gelegd, wordt als gevolg daarvan ook het brede leven met en voor God ondermijnd. Als het satan dus lukt de vertrouwelijke omgang met God ‘stil te leggen’, dan hoeft hij zich veel minder druk te maken over het verstoren van het brede christelijke leven.

    Elke tijd heeft zijn eigen kwaad en problemen. ‘Die goeie oude tijd’ was veel minder ideaal dan wij denken: veel minder rustig, veel minder idyllisch. Wat wist men van sociale arbeidsomstandigheden en (goed geregelde) pensioenen e.d.. Wat men wel kende waren lange dagen en harde levensomstandigheden…
    Met andere woorden, de gelovigen uit voorgaande tijden moesten er net als wij in hun bezigheden voor kiezen tijd voor God apart te zetten om contact met Hem te oefenen in het bezig zijn met Gods Woord en met gebed.

    10 Onze omgang met God heeft een stukje training nodig. Je oefenen in het lezen en overpeinzen van Gods Woord en het plannen van tijd ervoor; zo ook je oefenen in gebed en het plannen ervan.

    Ondertussen hebben we het (ook) over onze tijdsbesteding. Op grond van het volbrachte werk van Christus Jezus zien we ons leven en onze tijd als gave van God, waarover we goede rentmeesters mogen zijn en waarvan we later voor God verantwoording afleggen.

    Open Bijlage 1 in nieuw tabblad.

    Hier geen notities.

    Open Bijlage 2 in nieuw tabblad.

    Het voorbeeld van de iets uitgebreidere geloofsbelijdenis van een plaatselijke Baptisten gemeente is die van de Vrije Baptistengemeente ‘Elim’ te Heerenveen (waar ikzelf aan mocht meewerken).

    Status: aanvaard door de gemeente op de gemeentevergadering van 11 januari 2000.

    Open Bijlage 3 in nieuw tabblad.

    Deze studie in enkele keren te behandelen.

    3Je zou Rom. 8:32 de ultieme samenvatting of hoofdsom van de uitwerking van Gods karakter kunnen noemen. Een geweldige tekst, wat een uitwerking van Wie God is:

    * ‘Ons’: dat zijn gelovigen, wij als we in de Heere Jezus mogen geloven.
    * Wij ‘allen’, hoofd voor hoofd. God heeft zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons allen overgegeven – als verzoening voor onze zonden. En daarop gegrond belooft Hij ons met Hem ook alles te geven wat we voor ziel en lichaam nodig hebben.

    Dus: of we alleen zijn of als gemeente samen, uit of thuis; of we werken of vandaag vrij zijn: God heeft Zijn eigen Zoon voor ons allen gegeven en zal ons met Hem ook alle dingen schenken!

    4Hoe in het gebed pleiten op de belofte uit Rom. 8:32?

    ‘Heere, U hebt in Uw liefde en grootheid zelfs Uw Zoon voor mij niet gespaard, maar Hem voor mij overgegeven. Wilt U mij nu in die en die situatie waarin ik ben, helpen, mij geven wat ik nodig heb.
    (en dat kun jezelf in je eigen concrete situatie invullen)’.

    6 Het boek van James I. Packer God leren kennen (Knowing God) is vooral een boek voor mensen die al langer op ‘de weg’ zijn. Voor pas bekeerden is het eigenlijk te vast voedsel.