Meditatie – Novi Sad (Servië), oktober 2018
‘Vertrouwelijk gaat de HEERE om met wie Hem vrezen (…)’, Psalm 25:14a.
In het brede geloofs-leven met God dat het hele doen en laten van de gelovige omvat, zou je een binnencirkel (de pit) kunnen onderscheiden: het persoonlijk met God omgaan (ook wel stille tijd genoemd).
De laatste keer in meditatie-verband stonden we stil bij het ‘kennen van God’, n.a.v. een toerusting die ik mocht geven aan de groep medewerkers van Stichting Tabita in Novi Sad. Nu het vervolg: ‘Gods verborgen of vertrouwelijke omgang’, dat alles met het kennen van God te maken heeft.
Psalm 25:14a spreekt erover. Letterlijk staat er in vers 14a:
‘de verborgen/vertrouwelijke omgang van de HEERE is met wie Hem vrezen’
‘Vertrouwelijke omgang’: in het Hebreeuws is de eerste betekenis: een ‘kussen’ waarop vrienden samen zitten en contact met elkaar hebben; van hieruit krijgt het de betekenis van intiem vrienden-verkeer en wat die vrienden elkaar vertellen. In de Psalm gaat het om het geloofs-contact tussen God (de HE[E]RE, Jahwe) en de gelovige, waarvan de band door de Here Jezus en de Heilige Geest gesmeed is.
God spreekt door Zijn Woord (de Bijbel), dat weerklank vindt in het hart en beantwoord wordt in gebed en lied. De gelovige is het die inderdaad God ‘vreest’: dat is niet langer een bange vrees, maar een vertrouwend, liefdevol ontzag voor een groot en barmhartig God!
De omgang tussen God en de gelovige is inderdaad ‘verborgen’ of ‘vertrouwelijk’, omdat, zoals iemand verwoordt, het plaatsvindt in de intimiteit van hart tot hart. We moeten denken aan Maria die aan de voeten van de Here Jezus zit en Zijn woorden als het ware indrinkt, Lukas 10:38 e.v.Lukas 10:38-4238 Het gebeurde, toen zij onderweg waren, dat Hij in een dorp kwam. En een vrouw van wie de naam Martha was, ontving Hem in haar huis. 39 En zij had een zuster die Maria heette, die ook aan de voeten van Jezus zat en naar Zijn woord luisterde. 40 Maar Martha was druk bezig met bedienen. Nadat zij erbij was komen staan, zei zij: Heere, trekt U het Zich niet aan dat mijn zuster mij alleen laat bedienen? Zeg toch tegen haar dat zij mij helpt. 41 Jezus antwoordde en zei tegen haar: Martha, Martha, u bent bezorgd en maakt u druk over veel dingen. 42 Slechts één ding is nodig. Maria heeft het goede deel uitgekozen, dat niet van haar zal worden afgenomen. (vergelijk Psalm 27:4Psalm 27:44 Eén ding heb ik van de HEERE verlangd,
dát zal ik zoeken:
dat ik wonen mag in het huis van de HEERE,
al de dagen van mijn leven,
om de lieflijkheid van de HEERE te aanschouwen
en te onderzoeken in Zijn tempel.).
De tweede helft uit ons Psalmvers (vs 14b) voegt toe:
‘Zijn verbond maakt Hij hun bekend’
d.w.z.: God maakt aan hen bekend wat het geheim en de inhoud van de band met Hem is. Heeft dus alles met Jezus’ verzoenend werk aan het kruis te maken, Zijn opstanding uit de dood, het geloof in Hem; en natuurlijk met het meer en meer leren kennen van God (zie vorige meditatie).
En niet te vergeten met de instructie die God geeft voor het leven met en voor Hem. De vertrouwelijke omgang die we door het geloof met God hebben, kunnen we vooral leren uit de Psalmen en van de Bijbel-heiligen (bijvoorbeeld hoe Abraham en David met God omgaan, en natuurlijk Maria), maar nog veel meer uit het leven van de Here Jezus Christus (zie bijvoorbeeld in het hogepriesterlijk gebed, Johannes 17 vs 1 e.v.Johannes 171 Dit sprak Jezus, en Hij sloeg Zijn ogen op naar de hemel en zei: Vader, het uur is gekomen, verheerlijk Uw Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijkt, 2 zoals U Hem macht gegeven hebt over alle vlees, opdat Hij eeuwig leven geeft aan allen die U Hem gegeven hebt. 3 En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die U gezonden hebt. 4 Ik heb U verheerlijkt op de aarde. Ik heb het werk volbracht dat U Mij gegeven hebt om te doen. 5 En nu verheerlijk Mij, U Vader, bij Uzelf, met de heerlijkheid die Ik bij U bezat voordat de wereld er was. 6 Ik heb Uw Naam geopenbaard aan de mensen die U Mij uit de wereld gegeven hebt. Zij waren van U en U hebt hen Mij gegeven, en zij hebben Uw woord in acht genomen. 7 Nu hebben zij erkend dat alles wat U Mij gegeven hebt, bij U vandaan komt. 8 Want de woorden die U Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, en zij hebben ze aangenomen, en zij hebben daadwerkelijk erkend dat Ik van U uitgegaan ben, en hebben geloofd dat U Mij gezonden hebt. 9 Ik bid voor hen. Ik bid niet voor de wereld, maar voor hen die U Mij gegeven hebt, want zij zijn van U. 10 En al wat van Mij is, is van U, en wat van U is, is van Mij; en Ik ben in hen verheerlijkt. 11 En Ik ben niet meer in de wereld, maar dezen zijn in de wereld, en Ik kom naar U toe. Heilige Vader, bewaar hen die U Mij gegeven hebt in Uw Naam, opdat zij één zullen zijn zoals Wij. 12 Toen Ik met hen in de wereld was, bewaarde Ik hen in Uw Naam. Hen die U Mij gegeven hebt, heb Ik bewaard en niemand uit hen is verloren gegaan dan de zoon van het verderf, opdat de Schrift vervuld wordt. 13 Maar nu kom Ik naar U toe en spreek dit in de wereld, opdat zij ten volle Mijn blijdschap in zichzelf hebben. 14 Ik heb hun Uw woord gegeven, en de wereld heeft hen gehaat, omdat zij niet van de wereld zijn, zoals Ik niet van de wereld ben. 15 Ik bid niet dat U hen uit de wereld wegneemt, maar dat U hen bewaart voor de boze. 16 Zij zijn niet van de wereld, zoals Ik niet van de wereld ben. 17 Heilig hen door Uw waarheid; Uw woord is de waarheid. 18 Zoals U Mij in de wereld gezonden hebt, heb ook Ik hen in de wereld gezonden. 19 En Ik heilig Mijzelf voor hen, opdat ook zij geheiligd zijn in de waarheid. 20 En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen die door hun woord in Mij zullen geloven, 21 opdat zij allen één zullen zijn, zoals U, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zullen zijn, opdat de wereld zal geloven dat U Mij gezonden hebt. 22 En Ik heb hun de heerlijkheid gegeven die U Mij gegeven hebt, opdat zij één zijn, zoals Wij Eén zijn; 23 Ik in hen, en U in Mij, opdat zij volmaakt één zijn en opdat de wereld erkent dat U Mij gezonden hebt en hen liefgehad hebt, zoals U Mij hebt liefgehad. 24 Vader, Ik wil dat waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn die U Mij gegeven hebt, opdat zij Mijn heerlijkheid zien, die U Mij gegeven hebt, omdat U Mij hebt liefgehad vóór de grondlegging van de wereld. 25 Rechtvaardige Vader, de wereld heeft U niet gekend, maar Ik heb U gekend, en dezen hebben erkend dat U Mij gezonden hebt. 26 En Ik heb hun Uw Naam bekendgemaakt, en zal die bekendmaken, opdat de liefde waarmee U Mij hebt liefgehad, in hen is, en Ik in hen.). Goed om nu eerst even pas op de plaats te maken en – biddend – tijd te nemen voor stukje zelfonderzoek: hoe gaat het in jouw en mijn leven met ons vertrouwelijk omgaan met God?
Volgende keer verder.
Uw/jouw Pier Meindertsma