FAQ categorie: Toelichtende notities bij de Fundamentenstudie

Notities bij 3. Jezus Christus – Zijn lijden, sterven en opstanding

In onze tijd: De één noemt Hem God. De ander het eerste schepsel dat God geschapen heeft, zeg maar: de hoogste engel. Een derde noemt Hem een godsdienstige leider, of: een groot goeroe, godsdienstleraar. Een vierde een bijzonder voorbeeldig mens, navolgenswaardig. De Joden, d.i. de Joden in het algemeen, uitzonderingen daargelaten, kunnen Jezus toch slechts zien als één van de vóórlopers van de Messias, niet als de grote Messias Zélf, niet als Degene Die zalige rust bewerkt en geeft aan ieder belaste boetvaardige zondaar die tot Hem de heils-toevlucht neemt (vgl. ). sluit aan bij vs 13-16, nl. dat de meeste mensen Jezus niet als Christus (Messias) willen erkennen. Dat hoort bij het lijden van Jezus. Jezus afgewezen. Een afwijzen dat zal leiden tot Jezus’ dood (vs 21). Het gebod van vs 20 (betrekking hebbend op de tijd tot aan Jezus’ dood voor de zonden en de ermee verbonden opstanding, vgl. ; .) zal (dus) waarschijnlijk te maken hebben met dat de mensen een totaal verkeerd beeld van Jezus Messias (willen) vormen (vgl. 8:4; 12:16); hebben de discipelen zelf ook ‘last van’ (vs 22v). De Vader gaat voorop, heeft de leiding. De Zoon wordt gestuurd. De Zoon heeft net als de Vader leven in Zichzelf, maar het is Hem van de Vader gegeven. Hebr.1:3: Jezus Christus is één in wezen met de Vader, mede eeuwig, Hem in alles gelijk. Matth.12:6: de tempel: heilig, de woonplaats van God; De Heere Jezus is meer. Hebr. 4:15 zegt dat ‘wij geen Hogepriester hebben Die geen medelijden kan hebben met onze zwakheden, maar Een Die in alles op dezelfde wijze als wij is verzocht, maar zonder zonde’. Geen inruiling van naturen, Hij is en blijft God, zie voorgaande in dit hoofdstuk. Hij wordt er mens bij: eerst vernederd, daarna verheerlijkt. Rom.8:3; Fil.2:6-11. Opstanding teken of bekroning van Jezus volbrachte werk; nu kunnen wij delen in de gerechtigheid die Hij door Zijn dood voor ons heeft verworven. NB: het gaat in Rom.6:3 om de geestelijke doop in Christus, waar we door het geloof deel aan hebben (door het geloof zijn we i.p.v. buiten Christus te zijn, in Christus gekomen), waarvan de doop teken en zegel is.