Notities bij 6. Het gebed

Notities bij 6. Het gebed

Deze notities horen bij de studie:
Fundamenten van het Christelijk geloof
hoofdstuk 6 (opent in nieuw tabblad).

1 Sommigen denken bij gebed aan het (verschillende malen achter elkaar) opzeggen van een ‘Wees gegroetje’ of het ‘Onze Vader’ als een soort boetedoening of om God tevreden te stemmen. Anderen denken bij gebed aan esthetisch verantwoorde liturgische gebeden in de kerkdienst. Weer anderen zien gebed als een soort meditatie.

Werkelijk bidden heeft te maken met communiceren met de levende God met wie we door Jezus Christus een band gekregen hebben. Met deze God mogen we omgaan. Hij spreekt tot ons door Zijn Woord. Wij antwoorden door gebed.

2 Mensen hebben vragen als: Is er wel een persoonlijke God? Is Hij goed? Heeft Hij wel alles in de hand? Interesseert Hij zich wel voor mij?

3 M.b.t. Ps. 1:2 en Kol. 4:2 / 1Thess. 5:17: naast meer of minder vaste tijden ook tussendoor steeds weer contact met God zoeken door het bezig zijn met Gods onderwijzing en met gebed; er mee doorgaan niet alleen als je zin hebt of als het je uitkomt. Praktisch betekent het dat je – terwijl je natuurlijk werkt, slaapt, eet, gesprekken voert, etc – toch contact met God houdt (je geestelijke antenne op Hem gericht houdt), tussen de bedrijven door ‘ns wat met flarden van Bijbelgedeeltes door je heen laat gaan en bij de dingen die de revue passeren God vraagt om hulp en Hem dankt; soms meer, soms minder nadrukkelijk. Hij vult je leven.

Wel oppassen voor krampachtigheid. Het moet als het ware gaan als ademhalen, zó natuurlijk.

6 Met knielen druk je ontzag ten opzichte van God uit, en dat je afhankelijk van Hem bent.

Hardop Bijbellezen en gebed, inclusief het sluiten van je ogen bij het bidden, heeft duidelijke voordelen i.v.m. de concentratie.

Het gaat in Matth. 6:6 om het oprecht bidden, niet als een huichelaar.

7 In In 1Kor. 12:9b, 30a gaat het wellicht om een gebedsgave van genezing.

8 In Ps. 138:8 lezen we de belofte dat de HEERE het voor David voltooien (voleinden) zal. In datzelfde vers beantwoordt David deze belofte door daarvoor te bidden: ‘(…) laat de werken van Uw handen niet los (laat niet varen de werken Uwer handen)’.
Of Ps. 25: in vs 2a lezen we: ‘(…) laat mij niet beschaamd worden’; in vs 3 de belofte: ‘Ja, allen die U verwachten, worden niet beschaamd’.

Personen uit de heidenvolken of zij die heidens denken (over het gebed), menen dat ze in hun bidden hun god uitgebreid op de hoogte moeten stellen van hun noden (vgl. daarentegen vs 8b) en hun beden breedsprakig moeten inkleden, voordat zij verhoord zullen worden (vergelijk het doen en laten van de Baäl-priesters op de Karmel, 1Kon. 18:20vv.). Erachter zit een bepaald godsbeeld en het missen van een vertrouwensband.

Het gaat hier overigens niet om de tijdsduur van het gebed; de Heere Jezus kan ook lang bidden (Luk. 6:12; Joh. 17). Het gaat om geloofsvertrouwen dat geen omhaal van woorden nodig heeft om God te vermurwen.

God wil ons wat we nodig hebben op het gebed schenken.

9 Doordat God Zijn eigen Zoon aan het kruis verstootte, kon Hij ons als kinderen aannemen – door het geloof. God wil als een (goede) Vader ons leiden door Zijn Woord en Geest en voor ons zorgen – op het gebed. God kan dit ook, want Hij is niet alleen Vader, maar onze hemelse Vader; Hij is niet gebonden aan onze aardse onmogelijkheden.

– – o – –

‘k kwam een citaat van Augustinus tegen – uit een commentaar van hem op Psalm 85 – dat ik hier toch even nog wil afdrukken:

‘Als u bidt, let er dan voor alles op dat u dan tot God spreekt. En wanneer u uit de Bijbel leest, let er dan voor alles op dat God tot u spreekt’.

(uit een boek van dr. Bart Jan Spruyt)