Notities bij 8. De gemeente (kerk)

Notities bij 8. De gemeente (kerk)

Deze notities horen bij de studie:
Fundamenten van het Christelijk geloof
hoofdstuk 8 (opent in nieuw tabblad).

1 T.a.v. het recht zetten: zie de inleiding boven punt 1.
In Efeze 2:20 zien we dat het fundament van de apostelen alles ook met de inhoud van het Oude Testament te maken heeft, dat hier met ‘de profeten’ wordt aangeduid.

Sommige mensen denken bij ‘kerk’ aan een massief/log instituut of aan een gebouw. Bij ‘gemeente’ kunnen mensen denken aan vrijheid-blijheid. En je hebt de verwarring kerkelijke gemeente – burgerlijke gemeente.

Het woord kerk komt van ‘kuriakè’: wat van de Heer(e) (Kurios) is.
In het Grieks wordt het woord ‘ekklesia’ gebruikt, letterlijk vertaald: uitgeroepenheid. 1Kor. 1:2 – Gemeente van God: geroepen uit de wereld tot God (vgl. Rom. 8:29,30).

In tegenstelling tot een gezonde gemeente heeft een kerkelijke sekte de neiging bepaalde geloofswaarheden op ongebalanceerde wijze naar voren te halen en te benadrukken ten koste van andere. Vaak functioneert naast de Bijbel een ander boek dat gezag wordt toegekend. In veel gevallen is sektevorming verbonden met het volgen van een charismatische leider.
Sektevorming sluit aan bij het Nederlandse gezegde: ‘Iedere ketter heeft zijn letter’. Het is in wezen een zonde tegen het tweede gebod. Het gaat dikwijls gepaard met geloofsdwang en kadaverdiscipline.

2 1Petr. 2:4 leert ons steeds opnieuw tot de Heere komen, luisteren naar Zijn Woord wat ook het Woord van de Vader is, en bidden, waardoor de oproep in vers 5 grond onder de voeten krijgt.

3

  1. De gemeente als tempel: de gemeente is heilig (van de wereld afgezonderd, behorend tot God) en behoort daarom heilig te leven. Naast de gemeente als tempel, is iedere gelovige afzonderlijk tempel van de Heilige Geest, 1Kor. 6:19.
  2. De gemeente als lichaam: een organisch geheel met Christus als Hoofd en wij als leden. Eenheid – verscheidenheid, ieder heeft Zijn plek ten dienste van het hele lichaam.
  3. Gemeente als volk: God en de Heere Jezus Christus zijn onze Koning, wij de onderdanen die tot zijn dienst bereid (behoren te) zijn.

7 ‘Leer/onderwijs van de apostelen’:
het onderricht dat de apostelen – 2Tim. 3:15-17 – gaven, daar waren ze mee bezig, dat leefden ze ook uit. Zie ook de inleiding en punt 1 het tweede deel van het voor je liggend hoofdstuk over de gemeente.

‘Gemeenschap’:
ziet op de warme onderlinge band / omgang samen, de bereidheid elkaar van dienst te zijn (2:42 en 4:32).

‘Breken van het brood’:
de maaltijd van de Heere, oftewel het avondmaal (komt nog aan de orde). Het kan samengaan met liefdemaaltijden waarover in 1Kor. 11:20-22 en Judas vers 12 gesproken wordt.

‘Gebeden’:
Ze hadden een biddend leven.

8 Ten aanzien van de rustdag – heilige samen-roeping:

Ex. 20

Lev. 23:3 belangrijk!

Lk. 4:16 – de Heere Jezus was gewoon op de rustdag te gaan naar de synagoge.

Mt. 18:20

Joh. 20:19,24,26

Hnd. 20:7

Hbr. 10:25

Op. 1:10

10 Mt. 28:19 – lid worden gemeente: de discipelen (apostelen) en in navolging van hen de oudsten van de gemeente krijgen een drie-ledige opdracht. Oudsten die als vertegenwoordigers van de plaatselijke gemeente personen die tot geloof gekomen zijn laten dopen, hebben ook de verantwoordelijkheid hen te onderwijzen en te vormen. De doop kan niet ‘los’ bediend worden.